‘Geen richtlijn is beter dan een onduidelijke richtlijn’

Richtlijnen zijn alleen zinvol als je er in de praktijk iets aan hebt. Daarom zijn mondzorgprofessionals vanaf het eerste moment bij de ontwikkeling ervan betrokken. Dat is de visie van MKA-chirurg Fred Rozema, voorzitter van de ontwikkelcommissie voor de richtlijn Antistolling.

‘Een richtlijn moet draagvlak hebben. Dat betekent in de eerste plaats dat je er in je dagelijkse werk iets aan moet hebben. Daarom bestaan de richtlijnontwikkelcommissies voor een groot deel uit mondzorgprofessionals die in de praktijk werkzaam zijn. Zij staan met hun voeten in de klei en weten hoe het werkt.’

Dat zegt Fred Rozema. Hij is MKA-chirurg in Amsterdam en als hoogleraar verbonden aan het ACTA. ‘Als er geen eenduidigheid bestaat over een bepaalde kwestie, dan kun je soms beter afzien van een richtlijn,’ vervolgt hij. ‘Bijvoorbeeld als er meerdere oplossingen zijn voor een bepaald probleem, waarvan de ene niet per se beter is dan de andere. In zo’n geval geldt: geen richtlijn is beter dan een slechte of onduidelijke richtlijn.’

Levensbedreigend

Richtlijnen hebben al lange tijd de speciale belangstelling van Fred Rozema. Dit omdat ze – mits op de juiste manier opgesteld – bijdragen aan een betere zorg. Eerder was hij betrokken bij een richtlijn van het Kennisinstituut Medisch Specialisten (KIMS). Momenteel is hij voorzitter van de richtlijnontwikkelcommissie (ROC) die namens KIMO een nieuwe richtlijn Antistolling opstelt.

‘Antistollingsmedicatie is een prangende kwestie in de mondzorg,’ legt hij uit. ‘Dat is ook niet zo verwonderlijk, want als er onverwacht een ernstige bloeding optreedt, dan is dat in potentie levensbedreigend. Dat betekent dat je als mondzorgverlener bepaalde afwegingen moet maken als patiënten bloedverdunners gebruiken. Zeker als dat gebeurt in combinatie met bijvoorbeeld bepaalde antibiotica, want die kunnen de werking van bepaalde bloedverdunners versterken.’

Aan de andere kant kan onnodig stoppen met bloedverdunners ook gevaarlijk zijn. ‘Zo kan een hart- of een herseninfarct ontstaan. Dus is het van belang dat de meest actuele informatie handzaam en toegankelijk beschikbaar is in een richtlijn.’

Proefschrift

De bestaande ACTA-richtlijn Antistolling dateert alweer van 2012 en is dus niet gebaseerd op de meest actuele kennis en inzichten. ‘Bovendien is die richtlijn niet geheel ontwikkeld via de EBRO-methode (Evidence Based Richtlijn Ontwikkeling) die we bij KIMO hanteren. Terwijl die methode wel de garantie biedt dat al het actuele onderzoek en de nieuwste inzichten over de werkpraktijk in de richtlijn zijn opgenomen.’

In feite is de huidige richtlijn de uitwerking van een proefschrift van een collega-onderzoeker, aldus Fred Rozema. ‘Dat was goed gedaan en het voorzag in een behoefte, maar het was toch het werk van één persoon. Terwijl we in de richtlijnontwikkelcommissie Antistolling meer dan tien mensen hebben verzameld met verstand van allerlei deelonderwerpen. Dat kost meer tijd aan overleg, maar uiteindelijk wordt de richtlijn er beter van. Met alle positieve gevolgen van dien, voor de mondzorgprofessional en voor de patiënt.’