Peri-implantaire infecties (2018)
Peri-implantitis
Overweging
Niet-chirurgische behandeling
In geval van peri-implantitis blijkt een niet-chirurgische behandeling vaak onvoldoende effectief te zijn. Aanvullende chirurgische behandeling is bij diepe pockets veelal noodzakelijk om adequate curettage van het granulatieweefsel te bewerkstelligen.
- Niet-chirurgische behandeling van peri-implantitis lijkt in veel gevallen geschikt als voorbereidende therapie bij een geplande chirurgische behandeling van peri-implantitis vanwege de te verwachten reductie van ontstekingsparameters en verbetering van de zelfzorg van de patiënt. Op deze wijze wordt de uitgangspositie voor een chirurgische aanpak geoptimaliseerd.
- Gelet op het te verwachten beperkte effect op pocketreductie (0,0-0,9 mm) lijkt een niet-chirurgische behandeling als zelfstandige behandeling met name geëigend voor situaties met beginnende peri-implantitis (pockets van 4-5 mm en ‘initieel’ botverlies).
Verder geldt dat niet chirurgische behandeling van peri-implantitis tijdig moet worden ingezet na het ontstaan van kleine botdefecten om verdere progressie te voorkomen en zo de noodzaak tot meer invasieve therapie te voorkomen. - Er bestaan aanwijzingen dat toepassing van lokale antibiotica (minocycline en doxycycline) in combinatie met mechanische reiniging een gunstig effect heeft op pocketreductie. Voor deze toepassing zijn deze middelen in Nederland echter niet beschikbaar.
- In vitro studies laten zien dat voor de reiniging van ruwe implantaatoppervlakken de air-polisher goede resultaten kan bieden. Dat geldt in geval van reiniging van ruwe (SLA-)titaniumoppervlakken ook voor het gebruik van roterende titaniumborstels.
Chirurgische behandeling
- Afhankelijk van de aard en ernst van de peri-implantitis zijn drie chirurgische technieken beschikbaar:
– access flap, dat wil zeggen opklap van het tandvlees en verwijdering van het granulatieweefsel om oppervlak rond de implantaathals en implantaatoppervlak onder direct zicht te reinigen
– apicaalwaarts verplaatste flap met botcorrectie met/of zonder implantoplastiek
– regeneratieve procedures om het botdefect op te vullen met bot/botsubstituten om regeneratie en (eventueel) herstel van het angulaire botdefect te bewerkstelligen.
Deze procedures kunnen in tal van varianten worden uitgevoerd, afhankelijk van de inzet van reinigingsmethoden, gebruik van chemische reinigingsmiddelen en toepassing van antibiotica. - Alles bijeengenomen geldt dat eenduidige aanbevelingen over de ‘beste’ therapie moeilijk te geven zijn, omdat behandeling van peri-implantitis een kwestie is van een ‘behandeling op maat’. De keuze voor een bepaalde chirurgische procedure en het inzetten daarbij van bepaalde modaliteiten (decontaminatie, implantoplastiek, augmentatie, antibiotica) hangt af van de aard en de ernst van de peri-implantaire pathologie, de locatie van het implantaat en van specifieke patiëntfactoren. Zo zullen bijvoorbeeld andere keuzes worden gemaakt in de esthetische zone dan in de zijdelingse delen en vraagt ook horizontaal botverlies een andere benadering dan een verticaal botdefect.
- Het is tot op heden niet bekend of het voorschrijven van systemische antibiotica bij de chirurgische behandeling van peri-implantitis toegevoegde waarde heeft. Het lijkt zinvol om de keuze te laten afhangen van individuele patiëntfactoren, zoals uitslag van microbiologisch onderzoek, mate van infectie en afweer. Microbiologisch onderzoek en resistentiebepaling kunnen richting geven aan de medicatiekeuze.
- Voorafgaand aan de chirurgische behandeling dient zo mogelijk een inschatting te worden gemaakt van de kans van slagen van de behandeling. Bij ernstig botverlies, falende esthetiek en/of niet corrigeerbare factoren (malpositie van het implantaat) dient explantatie als alternatief te worden overwogen.
- Voor wat betreft de behandeling van peri-implantitis geldt dat de resultaten van regeneratieve procedures verschillen tussen de diverse studies. Tot op heden is er uit klinisch onderzoek geen overtuigend bewijs dat re-osseointegratie (voorspelbaar) optreedt na peri-implantitis.
- Het is raadzaam erop bedacht te zijn dat als gevolg van de behandeling van peri-implantitis de volgende ongewenste bijwerkingen en schadelijke effecten kunnen optreden:
– dusdanige verruwing / beschadiging van het implantaatoppervlak dat plaqueretentie wordt bevorderd
– mucosale abrasie na gebruik van de air polisher
– resten van instrumenten (plastic/teflon, poeders) of titaniumslijpsel in de mucosa of de pocket
– chemische brandwonden als gevolg van het gebruik van een hoge concentratie zuur (o.a. etsgel)
– bijwerkingen van de systemische/lokale antibiotica
– emfyseem door het gebruik van een air-abrasive/polisher
– onhygiënische aerosol van de air-abrasive in de behandelruimte
– esthetische complicaties, dan wel een esthetisch onacceptabele eindsituatie (na het verdwijnen van de gingiva hyperplasie)
– (tijdelijke) verergering van de peri-implantaire ontsteking als gevolg van de therapeutische ingreep
– verlies aan gekeratiniseerde mucosa rond het implantaat
– beschadigingen van de suprastructuur bij een poging die te verwijderen
– aanmerkelijke nabezwaren na chirurgische behandeling.
Onderbouwing
Er zijn verschillende behandelmogelijkheden voor peri-implantitis. De eerste fase bestaat uit een niet-chirurgische behandeling. Als een niet-chirurgische behandeling tot onvoldoende genezing leidt, dient chirurgische behandeling te worden overwogen. Als leidraad bij de klinische besluitvorming wat betreft de behandeling van peri-implantaire infecties kan gebruik worden gemaakt van de flow chart ‘behandeloverwegingen peri-implantaire infecties’.
Niet-chirurgische behandeling peri-implantitis
De niet-chirurgische behandeling van peri-implantitis komt wat betreft de inzet van middelen sterk overeen met de behandeling van peri-implantaire mucositis. Zie daarom hiervoor de nadere beschrijving van niet-chirurgische behandeling van peri-implantaire mucositis.
Bij peri-implantitis levert die aanpak, ongeacht de methode van mechanisch reinigen, een beperkte pocketreductie op (0-0,9 mm) en minder bloeding na sonderen.
Soort bewijs | Bewijskracht | Sterkte aanbeveling | ||
RCT | Zeer laag | Zwak, op basis van bewijskracht. | ||
Zie bijlage 5 |
Er zijn aanwijzingen dat de toepassing van (lokale) antibiotica (minocycline en doxycycline) bij de niet-chirurgische behandeling van peri-implantitis middels mechanische reiniging mogelijk enig effect kan hebben op de pocketdiepte en bloeding na sonderen (Renvert et al, 2008; Van Winkelhoff, 2012), in tegenstelling tot bij peri-implantaire mucositis.
Soort bewijs | Bewijskracht | Sterkte aanbeveling | ||
RCT | Zeer laag | Zwak, op basis van bewijskracht. Hierbij zij vermeld dat voor toepassing bij peri-implantitis deze middelen in Nederland niet beschikbaar zijn. | ||
Zie bijlage 5 |
Als een systemische antibioticumbehandeling wordt overwogen, dan heeft het medisch gezien de voorkeur dit te doen op basis van relevante microbiologische informatie, zoals de uitslag van microbiologisch onderzoek, de mate van infectie en resistentiebepalingpatroon.
Soort bewijs | Bewijskracht | Sterkte aanbeveling |
Voor deze vraag is geen systematisch literatuuronderzoek verricht. Bij dit onderwerp is vooral consensusvorming van belang. Er is wel gekeken of er literatuur over dit onderwerp voorhanden was. | N.v.t. | Sterk, op basis van de klinische overtuiging dat microbiologische informatie ertoe kan bijdragen dat onnodig gebruik van antibiotica wordt voorkomen. Deze aanpak sluit aan bij de dringende oproep van zowel de WHO als de ECSMID (European Society of Clinical Microbiology and Infectious Diseases) om antibiotica in te zetten mede op basis van microbiologische informatie en niet uitsluitend op basis van klinische kenmerken. |
Chirurgische behandeling peri-implantitis
Ondanks dat de behandeling van peri-implantitis veelal begint met een niet-chirurgische behandeling, is een chirurgische behandeling van deze aandoening vaak noodzakelijk.
Daarmee wordt dan beoogd:
- het gecontamineerde implantaatoppervlak te bereiken en te reinigen, teneinde resolutie van de ontstekingslaesie te bewerkstelligen
- ongunstige morfologie van zachte en harde weefsels te corrigeren/elimineren om tot pocketreductie te komen
- regeneratie en re-osseointegratie van bot, hoewel er uit klinisch onderzoek geen overtuigend bewijs is dat re-osseointegratie voorspelbaar optreedt na peri-implantitis.
De volgende chirurgische technieken zijn beschikbaar voor de behandeling van peri-implantitis.
Access flap, ofwel opklap met decontaminatie van het implantaatoppervlak
De doelstelling van deze techniek is een betere toegang te krijgen tot het implantaatoppervlak. Nadat het tandvlees is opgeklapt en het granulatieweefsel is verwijderd, wordt het implantaatoppervlak onder direct zicht en met een betere toegankelijkheid gereinigd. De instrumenten en middelen die hiervoor kunnen worden gebruikt, zijn beschreven bij niet-chirurgische behandeling.
Deze techniek blijkt effectief in het reduceren van pocketdiepte en bloeding na sonderen drie maanden na behandeling (Heitz-Mayfield et al, 2012). Genezing van de infectie werd gezien in 60% van de behandelde implantaten (Claffey et al, 2008). Het bewijs is met twee studies evenwel beperkt.
Soort bewijs | Bewijskracht | Sterkte aanbeveling |
RCT | Zeer laag | Zwak, op basis van bewijskracht. |
Zie bijlage 6 |
Apicaalwaarts verplaatste flap met botcorrectie, met/of zonder implantoplastiek
Na reiniging van het implantaatoppervlak kan soms worden gekozen voor een resectieve benadering. De keuze kan afhangen van factoren als de locatie van het implantaat (esthetisch of niet) en de vorm van het botdefect (angulair versus horizontaal defect, aantal wanden van het botdefect). In de fase waarin gehecht wordt, moet de mucosa zoveel mogelijk apicaal worden geplaatst om het deel van het implantaat dat niet meer in het bot staat te exponeren naar de mondholte, zodat de patiënt het door dagelijkse zelfzorg kan schoonhouden. Eventueel wordt hieraan voorafgaand het bot enigszins verlaagd (door scherpe botpieken te verwijderen en kraterranden te verlagen) om het implantaatoppervlak beter bereikbaar te maken voor reiniging en een betere adaptatie van de mucosa te verkrijgen. De behandeling kan eventueel met een implantoplastiek worden gecombineerd (Claffey et al, 2008). Hierbij wordt het gedeelte van het implantaatoppervlak dat niet meer in het bot staat gladgeslepen met diamantboortjes en gepolijst. De ratio hierachter is dat door het gladde implantaatoppervlak een betere adaptatie van de mucosa ontstaat en betere reinigbaarheid voor de patiënt (Romeo et al, 2007; Schwarz et al, 2011).
Er is aangetoond dat behandeling door middel van implantoplastiek in combinatie met een apicaalwaarts verplaatste flap en toepassing van amoxicilline, in vergelijking met dezelfde aanpak zonder implantoplastiek, resulteert in meer pocketreductie (2,2 versus 1,0 mm) en stabilisering van het botniveau (versus afname) (Romeo et al, 2007).
Soort bewijs | Bewijskracht | Sterkte aanbeveling |
RCT | Zeer laag | Zwak, op basis van bewijskracht. |
Zie bijlage 6 |
Belangrijk is wel om de titaniumpartikels die vrijkomen door het slijpen aan het implantaat zo goed mogelijk weg te houden uit de zachte weefsels, omdat deze zeer moeilijk te verwijderen zijn en tot nieuwe ontstekingsreacties kunnen leiden. Als gevolg van de chirurgische ingreep zullen in veel gevallen de zachte weefsels lager tegen het implantaatoppervlak liggen. Hierdoor komt een deel van het implantaat bloot te liggen. Over deze esthetische consequentie moet de patiënt voorafgaande aan de behandeling duidelijk worden geïnformeerd.
Regeneratieve procedures
Er kan soms voor worden gekozen om het botdefect op te vullen met bot/botsubstituten om regeneratie en (eventueel) re-osseointegratie te bevorderen. Indien voor een regeneratieve procedure wordt gekozen, verdient het aanbeveling om (indien mogelijk) voor een ‘gesloten’ genezing te kiezen. Op het implantaat wordt dan tijdelijk een ‘cover screw’ of lage ‘healing abutment’ geplaatst, waarna het implantaat wordt overhecht. Na een genezingsperiode wordt het implantaat weer ‘opgezocht’ en wordt de suprastructuur (terug)geplaatst.
De keuze voor deze therapie kan afhangen van de locatie van het implantaat (esthetische zone) en de vorm van het botdefect (angulaire defecten met drie of twee wanden). Door de jaren is een brede selectie van grafting materialen, membranen of combinaties van beide gebruikt. Voorbeelden van grafting materialen zijn: autoloog bot, allogenic decalcified freeze-dried bone, xenogenic botmineralen, calcium carbonate, hydroxyapatite of tri-calcium phosphate. Voorbeelden van membranen zijn: e-PTFE, collageen en resorbeerbare synthetische membranen.
Onderzoek toont aan dat het toepassen van een regeneratieve procedure een gemiddelde pocketreductie oplevert (1,7-3,1 mm). In vergelijking met nanocrystalline hydroxyapatite (NHA) of autoloog bot, biedt het aanbrengen van osteoconductief materiaal van bovine oorsprong met een resorbeerbaar membraan relatief gunstige en stabiele resultaten.
Soort bewijs | Bewijskracht | Sterkte aanbeveling |
RCT | Zeer laag | Zwak, op basis van bewijskracht. |
Zie bijlage 6 |
Explantatie
In sommige situaties is explantatie van het implantaat de enige behandeloptie. Dit is bijvoorbeeld het geval indien sprake is van mobiliteit van het implantaat, fractuur van het implantaat, vergevorderd/terminaal botverlies en gevaar voor de prognose van de buurelementen. Als het implantaat reeds mobiel is, kan het met eenvoudige middelen en soms zelfs met de vingers worden verwijderd.
Vanzelfsprekend dienen de beslissing tot en het moment van explantatie altijd te worden besproken met de patiënt.
Indien het implantaat nog deels geosseointegreerd is, zijn er de volgende mogelijkheden. Het implantaat wordt met een trepaanboor verwijderd. Een nadeel is dat dit veel botverlies met zich meebrengt. Bovendien kan bij inadequate koeling het implantaat erg heet worden, met verbranding van het aangrenzende bot als gevolg. Het implantaat kan ook met behulp van een piezotoom of kleine ronde boor deels of geheel worden uitgegraven en met een (extractie)tang roterend worden verwijderd. Tot slot kan het implantaat met behulp van een daarvoor geschikte ‘fixture remover kit’ tegen de klok in draaiend worden verwijderd. Dit kan worden gecombineerd met een piezotoom of kleine ronde boor. Indien sprake is van spongieus bot of minimale botomvatting van het implantaat, kan het implantaat eenvoudig met een forceps en/of elevatorium worden verwijderd. Na explantatie wordt het granulatieweefsel verwijderd en de wond gehecht.
Postoperatieve zorg na chirurgische behandeling
De meeste chirurgische protocollen omvatten het spoelen met chloorhexidine (CHX). De patiënt dient te worden geïnstrueerd om de eerste één tot twee weken na de behandeling de behandelde plaatsen in de mond niet mechanisch te reinigen, dus geen tandenborstel, ragers, stokers e.d. te gebruiken. Het verdient aanbeveling om de patiënt ter vervanging daarvan een CHX-mondspoelmiddel te laten gebruiken. Eén of twee weken na de behandeling moet de patiënt worden teruggezien ter controle van de wondgenezing. Als de genezing zonder complicaties verloopt, kunnen zo nodig de hechtingen worden verwijderd.
Evaluatie na chirurgische (initiële) behandeling
Eén tot twee weken na chirurgie wordt de patiënt teruggezien voor controle van de wondgenezing.
Drie maanden na de behandeling wordt het resultaat geëvalueerd. In geval van een regeneratieve benadering kan de postoperatieve controle zes maanden na de behandeling plaatsvinden, om het lichaam voldoende tijd te geven voor botregeneratie. Het verdient aanbeveling om na regeneratie een röntgenfoto van het implantaat te maken om te beoordelen of de beoogde botvorming in het peri-implantaire defect heeft plaatsgevonden.
Bij een geslaagde behandeling (geen bloeding na sonderen, geen verdiepte ontstoken pockets) moet de reguliere nazorg worden hervat.
Bij onvoldoende respons op de chirurgische behandeling, is explantatie de meest voor de hand liggende therapie.
Soort bewijs | Bewijskracht | Sterkte aanbeveling |
Voor deze vraag is geen systematisch literatuuronderzoek verricht. Bij dit onderwerp is vooral consensusvorming van belang. Er is wel gekeken of er literatuur over dit onderwerp voorhanden was. | N.v.t. | Sterk, op basis van klinische overtuiging dat het nodig en gebruikelijk is om het effect van een behandeling te evalueren. |