Richtlijn

Overkappingsprothese op implantaten in de edentate onderkaak (2018)

Introductie

De aanbevelingen op een rijtje

De richtlijn is onderverdeeld in de volgende hoofdstukken:

  1. Inleiding
  2. Wie komen er in aanmerking voor implantaten in de edentate onderkaak?
  3. Hoeveel implantaten?
  4. Welke mesostructuur?

Er zijn 12 aanbevelingen geformuleerd:

Aanbeveling 1. Een overkappingsprothese op implantaten wordt aanbevolen bij patiënten die al lang edentaat zijn en kampen met functieklachten vanwege retentie- en stabiliteitsproblematiek, terwijl van technische optimalisatie van de huidige prothese geen afdoende effect mag worden verwacht.

Aanbeveling 2. Een overkappingsprothese op implantaten kan worden overwogen bij patiënten die nog maar kort edentaat zijn en die kampen met functieklachten zoals beschreven onder aanbeveling I.

Aanbeveling 3. Een overkappingsprothese op implantaten kan eveneens worden overwogen bij patiënten met een gezonde dentitie in de bovenkaak en met functieklachten van de onderprothese zoals beschreven onder aanbeveling I.

Aanbeveling 4. Een overkappingsprothese op implantaten kan tevens worden overwogen bij patiënten met functieklachten aan de ondergebitsprothese in combinatie met een extreme klasse II of III kaakrelatie, een dun kwetsbaar slijmvlies of pijn door druk en frictie van de prothese.

Aanbeveling 5. Een nieuwe conventionele prothese heeft de voorkeur bij edentate patiënten zonder functieklachten maar met een indicatie voor een nieuwe prothese.

Aanbeveling 6. De plaatsing van twee implantaten wordt aanbevolen bij volledig edentate patiënten met een indicatie voor een overkappingsprothese.

Aanbeveling 7. Meer dan twee implantaten kan worden aanbevolen bij patiënten met een afwijkende uitgangssituatie, zoals extreme resorptie (< 10 mm), een (partieel) dentate bovenkaak en/of een extreme klasse II of III kaakrelatie.

Aanbeveling 8. Meer dan twee implantaten kan eveneens worden aanbevolen bij patiënten met klachten anders dan retentieproblematiek, zoals een dun kwetsbaar slijmvlies of pijn door druk en frictie van de prothese. De prothese kan dan implantaatgedragen worden uitgevoerd. Dit zo mogelijk gecombineerd met een verkorte ondertandboog en selectief ontlasten of reduceren van de prothesebasis.

Aanbeveling 9. Er is geen duidelijke voorkeur voor het type mesostructuur (knop of staaf) bij volledig edentate patiënten met een indicatie voor een overkappingsprothese op implantaten.

Aanbeveling 10.  Er is evenmin geen duidelijke a priori voorkeur bij patiënten die recentelijk edentaat zijn geraakt.

Aanbeveling 11.  Een staafmesostructuur biedt mogelijk meer stabiliteit bij een afwijkende uitgangssituatie, zoals een extreme resorptie (< 10 mm), een (partieel) dentate bovenkaak en/of een klasse II kaakrelatie. Deze oplossing heeft dan de voorkeur vanwege de te verwachten patiënttevredenheid.

Aanbeveling 12.  Een staafmesostructuur kan worden overwogen bij klachten anders dan retentieproblematiek, zoals een dun kwetsbaar slijmvlies of pijn door druk en frictie van de prothese. Hiermee wordt ontlasting van de mucosa beoogd. Het advies is om daar in het staafontwerp rekening mee te houden. Dit indien mogelijk gecombineerd met een verkorte ondertandboog en selectief ontlasten of reduceren van de prothesebasis.