Richtlijn

Peri-implantaire infecties (2018)

Preventie

Preventie van peri-implantaire infecties

Ten aanzien van de preventie van peri-implantaire infectiese na plaatsing van één of meer orale implantaten zijn twee uitgangsvragen opgesteld.

Uitgangsvraag 1a

-

Wat zijn effectieve methoden om (het heroptreden van) peri-implantaire infecties te voorkomen?

Aanbevelingen 1a

+
  • Om het ontstaan van peri-implantaire infecties te voorkomen of deze tijdens de reversibele fase tijdig te kunnen behandelen, wordt aanbevolen implantaatgedragen constructies en de omringende weefsels regelmatig te controleren.
  • Goede nazorg begint direct na het plaatsen van de implantaat gedragen constructie(s) met een professionele instructie mondhygiëne.
  • In vergelijking met handmatig poetsen biedt elektrisch poetsen tenminste gelijkwaardige resultaten wat betreft reductie van plaqueopbouw.

Voor toepassing in de praktijk zie het stroomdiagram.

Uitgangsvraag 1b

-

Wat is de aanbevolen frequentie van periodieke controles?

Aanbevelingen 1b

+
  • Aanbevolen wordt een nulmeting uit te voeren binnen een half jaar en bij voorkeur zes tot acht weken na het plaatsen van de suprastructuur, nadat het peri-implantaire weefsel zich aan de constructie heeft geadapteerd. De volgende parameters dienen bij een nulmeting te worden vastgelegd:
    – de diepte van de implantaatpockets
    – de aan- of afwezigheid van bloeding en pusafvloed na sonderen met een gecontroleerde kracht (0,25N)
    – de staat van de definitieve suprastructuur, vast te leggen via een röntgenfoto als deze al niet direct na het plaatsen van de suprastructuur is genomen.
    Voor bepaling van de mate van fysiologische botombouw gedurende het eerste jaar na plaatsing van het implantaat wordt daarnaast aanbevolen om één jaar na het plaatsen van de suprastructuur een röntgenfoto te maken van het botniveau.
  • Geadviseerd wordt de frequentie van de nazorgafspraken te bepalen bij de nulmeting. Het is raadzaam de aan te bevelen termijn tussen twee opeenvolgende afspraken voor iedere patiënt individueel te bepalen in overeenstemming met zijn/haar behoeften en omstandigheden.
  • Veranderingen in de peri-implantaire gezondheid kunnen aanleiding vormen om de frequentie van de nazorg te herzien. In geval van gezond peri-implantair weefsel wordt een nazorgfrequentie van ten minste één maal per jaar aanbevolen, tenzij systemische en/of lokale factoren een regelmatiger nazorg vereisen.
  • Elke nazorgafspraak start met het actualiseren van de algemeen medische en tandheelkundige anamnese van de patiënt. Het is daarbij van belang om ook na te gaan of de zelfzorg van de patiënt voldoende is geweest en of deze zich heeft gehouden aan de gegeven instructies.
  • Aanbevolen wordt om bij het klinisch onderzoek te controleren op:
    – de hiervoor genoemde parameters die bij de nulmeting zijn vastgelegd
    – de aanwezigheid van plaque en tandsteen
    – eventuele mobiliteit van het implantaat en de suprastructuur
    – het botniveau: ter vergelijking met de eerste röntgenfoto van het botniveau zou periodiek een vervolgfoto dienen te worden gemaakt, afhankelijk van individuele indicatie wordt aanbevolen dit om de drie tot zes jaar te doen
    – de staat van de implantaat-gedragen constructie.
  • Als in een periode tussen twee metingen sprake is van een evidente toename van de pocketdiepte, van ontstekingskenmerken (roodheid, pijn, bloeding, pus) en/of van een vermoeden van mobiliteit van het implantaat, wordt aangeraden een röntgenfoto te maken.

Voor toepassing in de praktijk zie stroomdiagram.

Overweging

  • Ofschoon dit buiten het aandachtsveld van de richtlijn valt, geldt dat een goed mondhygiëne niveau, evenals een ontstekingsvrije mond belangrijke uitgangspunten zijn alvorens over te gaan tot het plaatsen van implantaten.
    Bovendien zou met de patiënt vóór plaatsing van het implantaat duidelijk moeten worden besproken dat regelmatige controle volgens een gestructureerd nazorgprogramma noodzakelijk is.
  • Als het plaatsen van het implantaat, het plaatsen van de suprastructuur en de verdere nazorg niet door dezelfde behandelaar/praktijk worden verzorgd, dienen de behandelaars duidelijk af te spreken wie de verantwoordelijkheid neemt voor de nulmeting en de nazorg op langere termijn. Voor de patiënt en alle betrokken mondzorgverleners moet altijd helder zijn wie de verantwoordelijkheid draagt voor het periodiek vervolgen van de implantaten: ofwel de MKA-chirurg, ofwel de tandarts-implantoloog, ofwel de tandarts-verwijzer, ofwel de mondhygiënist. Ook dient duidelijk te zijn in welke gevallen terugverwijzing naar tandarts-implantoloog/MKA-chirurg aan de orde is.
  • De nulmeting dient pas te worden gedaan nadat de suprastructuur is geplaatst. Vanwege mogelijke verschillen in metingen tussen personen is aan te raden dat diegene die de nazorg op zich neemt ook deze nulmeting uitvoert. Voorts zou het zo nodig goed zijn als de door de implantoloog/MKA-chirurg gemaakte röntgenfoto’s aan het eind van de behandeling worden opgestuurd naar degene die de nazorg gaat doen.
  • Bij nulmeting en bij klinisch onderzoek in de nazorg kan worden overwogen te letten op het aanhechtingsniveau en op de tonus en kleur van het peri-implantaire weefsel. Echter het aanhechtingsniveau is bij implantaten niet goed vast te stellen vanwege het ontbreken van een ‘glazuur-cement grens’ (alleen verschillen in aanhechtingsniveau zijn te bepalen). Ook voor tonus en kleur van het peri-implantaire weefsel zijn geen objectieve maatstaven aan te geven.
  • De bepaling van de frequentie van de nazorgafspraken wordt overwogen op basis van het niveau van mondhygiëne van de patiënt, diens vaardigheid in het reinigen van de implantaatgedragen constructie en de conditie van de peri-implantaire weefsels. Andere aspecten die meegewogen moeten worden, zijn conditie van de restdentitie (met speciale aandacht voor parodontitis), de algemene gezondheid van de patiënt en leefstijlfactoren.
  • De frequentie voor het maken van een röntgenfoto ter bepaling van het botniveau (iedere 3 tot 6 jaar) kan worden bijgesteld indien het botniveau door de jaren heen nauwelijks verandering vertoont.
  • Het routinematig professioneel reinigen van het implantaat en de suprastructuur tijdens de nazorgfase met behulp van fosforzuur kan worden overwogen: het is even effectief als een mechanische aanpak (handinstrumentarium) als het gaat om bescherming tegen plaqueopbouw en bloedingsneiging.
  • Aanbrengen van chloorhexidine gel in het implantaat (tijdens de prothetische fase) blijkt geen toegevoegde waarde te hebben als het gaat om bescherming tegen plaqueopbouw en bloedingsneiging.
  • Voor het opvolgen van de aanbevelingen kunnen organisatorische veranderingen nodig zijn, bijvoorbeeld om te borgen dat patiënten met een implantaat ook daadwerkelijk periodiek worden gecontroleerd.

Onderbouwing

Gestructureerd nazorgprogramma
Het voorkomen van peri-implantaire infecties en het vroegtijdig diagnosticeren ervan, vormen een belangrijke sleutel tot een succesvol resultaat van een behandeling met implantaten. Vanuit de literatuur blijkt dat het volgen van een gestructureerd nazorgprogramma belangrijk is ter preventie van peri-implantaire infecties. Deelname aan een dergelijk nazorgprogramma, in vergelijking tot alleen een jaarlijkse controle, leidt tot een hogere implantaatoverleving (Anner et al, 2010) en reduceert het risico op peri-implantaire mucositis en peri-implantitis, vooral bij patiënten met een voorgeschiedenis van parodontitis (Roccuzzo et al, 2012). Daarbij is de zorg voor een adequate mondhygiëne belangrijk voor het behoud van een stabiele peri-implantaire situatie (Lindquist et al, 1997). Professionele nazorg ondersteunt de patiënt hierin (Quirynen et al, 2007).
Gebrek aan gestructureerde preventieve nazorg is geassocieerd met progressie van peri-implantaire mucositis naar peri-implantitis (Costa et al, 2012).

Soort bewijs Bewijskracht Sterkte aanbeveling
Systematic Review Matig Sterk. Op basis van de klinische overtuiging dat regelmatige, op het individue afgestemde controle van de mondgezondheid de patiënt de beste garantie biedt dat eventueel optredende ziekteverschijnselen zo snel mogelijk worden onderkend.
Zie bijlage 3

Wanneer starten met nazorg?
Goede nazorg start direct na het plaatsen van de supra/mesostructuur met instructies aan de patiënt over de reiniging van de implantaat-gedragen constructie. Ook dient dan een röntgenfoto te worden gemaakt om de fit van de supra- en mesostructuur te controleren. In geval van een gecementeerde constructie helpt de röntgenfoto om te controleren of er geen cementresten in de peri-implantaire sulcus zijn achtergebleven. Hierbij dient wel in het achterhoofd te worden gehouden dat cementresten op een röntgenfoto slechts beperkt zichtbaar zijn.

Adviezen zelfzorg
Een goede mondhygiëne is essentieel om een goed resultaat met de behandeling te kunnen bereiken en het terugkeren van de infectie te voorkomen. Er zijn aanwijzingen dat elektrische tandenborstels effectief zijn in het verbeteren van klinische parameters rond implantaten. Uit verschillende systematische reviews (Grusovin et al, 2010; Graziani et al, 2012; Louropoulou et al, 2014; Salvi en Ramseier, 2015) blijkt echter dat er tot op heden geen hard bewijs is dat elektrische borstels effectiever zijn dan handtandenborstels.

Soort bewijs Bewijskracht Sterkte aanbeveling
RCT Zeer laag Sterk, op basis van de klinische overtuiging dat het schoonhouden van de peri-implantaire weefsels de kans op ziekteverschijnselen verkleint. Net zoals dat geldt voor de natuurlijke harde en zachte weefsels in de mond.
Zie bijlage 3

Ragers lijken effectief te zijn in het verwijderen van biofilm van de approximale vlakken van implantaatgedragen constructies, mits ze op de juiste manier worden gebruikt (Chongcharoen et al, 2012). Het gebruik van antiseptische/antimicrobiële middelen, naast het poetsen en het reinigen van het implantaat, kan worden overwogen (Salvi en Ramseier, 2015).

Klinische nulmeting
Het onderzoeken en documenteren van de situatie rondom een implantaat en de daarop geplaatste suprastructuur kort nadat de suprastructuur is geplaatst, vormt een belangrijk uitgangspunt van de implantaire nazorg. Deze nulmeting geeft een referentie voor toekomstige evaluaties (Lang en Berglundh, 2011) en wordt, in combinatie met een controle van de mondhygiëne, uitgevoerd binnen een half jaar en bij voorkeur 6 tot 8 weken na het plaatsen van de suprastructuur. De peri-implantaire weefsels hebben dan voldoende tijd gehad om te matureren. Tijdens de nulmeting is het van belang de volgende parameters te meten en te documenteren.

  • Aan- of afwezigheid van bloeding na sonderen, middels pocketmeting rondom (Jepsen et al, 1996). Om tijdens de periode van nazorg meetresultaten met elkaar te kunnen vergelijken en het effect van variabele sondeerkracht te reduceren, verdient het aanbeveling om gebruik te maken van een pocketsonde waarmee een gestandaardiseerde druk (< 0,25N) kan worden uitgeoefend (Etter et al, 2002; Jepsen et al, 1996; Lang en Berglundh, 2011).
  • Aan- of afwezigheid van pusafvloed.
  • Al of geen sprake van een heldere percurssietoon (Aparicio, 1997).
  • Sondeerdiepte, middels pocketmeting rondom (Christensen et al, 1997; Etter et al, 2002). Echter, indien niet op alle posities rondom een implantaat kan of hoeft te worden gemeten (bijvoorbeeld door een sterk overgecontoureerde prothetische voorziening), dient ten minste één positie geïdentificeerd te worden waar een betrouwbare en reproduceerbare meting verricht kan worden.
  • Tonus en kleur van de peri-implantaire mucosa, ofschoon hiervoor geen objectieve maatstaven bestaan (Heitz-Mayfield et al, 2013).
  • Een röntgenfoto, bij voorkeur direct na het plaatsen van de suprastructuur, maar in ieder geval bij de nulmeting. De röntgenfoto dient als referentie om veranderingen van het marginale peri-implantaire botniveau in de toekomst te kunnen vaststellen. Voorts kan op deze foto de pasvorm van de suprastructuur worden beoordeeld en kan een controle plaatsvinden op eventuele cementresten (Esposito et al, 1998; Gröndahl en Lekholm, 1997). Cementresten zijn echter niet altijd zichtbaar op een röntgenfoto, dus een normale röntgenfoto geeft geen garantie dat de peri-implantaire manchet vrij is van cementresten.
  • Overwogen kan worden om een klinische mondfoto te maken, zodat het esthetische aspect kan worden meegewogen in de nazorg en veranderingen in de dikte van de omringende weefsels visueel geëvalueerd kunnen worden.

Tevens kan de nulmeting worden gebruikt voor aanvullende instructie mondhygiëne, het verwijderen van plaque en eventuele cementresiduen waar mogelijk en/of nodig. Tot slot dienen de termijn en frequentie van de nazorgafspraken te worden bepaald.

Soort bewijs Bewijskracht Sterkte aanbeveling
Systematic Review Matig Sterk, op basis van klinische expertise dat het vastleggen van de status van het implantaat en de implantaire weefsels na plaatsing van belang is voor het monitoren van de mondgezondheid daarna.
Zie bijlage 3

Hoe de frequentie van nazorgafspraken bepalen?
De bepaling van de frequentie van nazorgafspraken geschiedt op basis van de klinische bevindingen en aanwezigheid van risicofactoren (Lang en Berglundh, 2011; Sanz en Chapple, 2012). De beoordeling van de reinigbaarheid van de constructie op het implantaat, het niveau van mondhygiëne van de patiënt, diens vaardigheid in het reinigen van de implantaatgedragen constructie en de conditie van de peri-implantaire weefsels spelen hierbij ook een rol.
Andere factoren die bij het bepalen van de frequentie van de nazorg meegewogen moeten worden, zijn onder meer de algemene gezondheid (diabetes, medicatie e.a.), de conditie van de restdentitie met speciale aandacht voor (een voorgeschiedenis van) parodontitis en leefstijlfactoren (stress, roken, alcoholconsumptie e.a.).
In geval van peri-implantaire gezondheid wordt een nazorgfrequentie van ten minste één maal per jaar aanbevolen, tenzij systemische en/of lokale factoren een regelmatiger nazorg vereisen. Patiënten met een voorgeschiedenis van parodontitis en rokers hebben in ieder geval een frequentere nazorg nodig (Heitz-Mayfield, 2008).
Bij elke nazorgafspraak moet de frequentie van de nazorg opnieuw worden bepaald. Veranderingen in de gezondheid van het peri-implantaire weefsel vormen aanleiding om de frequentie van de nazorg te herzien. Bijvoorbeeld bloeding na sonderen tijdens opeenvolgende nazorgsessies vormt aanleiding om de frequentie van nazorg te verhogen (Luterbacher et al, 2000).

Soort bewijs Bewijskracht Sterkte aanbeveling
Voor deze vraag is geen systematisch literatuuronderzoek verricht. Bij dit onderwerp is vooral consensusvorming van belang. Er is wel gekeken of er literatuur over dit onderwerp voorhanden was. N.v.t. Sterk, op basis van professionele expertise vervat in consensusdocument.

Wat houdt adequate nazorg in?
Adequate nazorg bestaat uit een anamnese, een klinisch onderzoek met indien nodig een röntgenologisch onderzoek, een diagnose en eventueel een behandeling.

  • Een nazorgafspraak begint met een anamnese. Daartoe wordt gevraagd naar veranderingen in de algemene medische gezondheid van de patiënt en eventueel verandering van medicatiegebruik en leefstijl factoren. Ook is belangrijk om te controleren of de patiënt zich heeft gehouden aan de gegeven instructies mondhygiëne en feitelijk of de zelfzorg voldoende effectief is geweest. En zo nee, waarom niet.
  • Het daaropvolgende klinisch onderzoek richt zich op de aanwezigheid van plaque en tandsteen, de diepte van de implantaatpockets, bloedingsneiging na sonderen met gecontroleerde kracht (0,25N), aan- of afwezigheid van pusafvloed (Roos-Jansåker et al, 2006; Fransson et al, 2008), discomfort of pijn rond of bij het implantaat (Meijer et al, 2011), tonus en kleur van de peri-implantaire weefsels, het klinisch aanhechtingsniveau en de mobiliteit van het implantaat (Mombelli et al, 1997; Meijer et al, 2011).
  • In het klinisch onderzoek moet ook de implantaatgedragen constructie worden gecontroleerd. In geval van een vaste prothetische constructie richt het onderzoek zich op de reinigbaarheid, de pasvorm van de constructie, occlusie en articulatie, slijtage van de occlusale vlakken, mobiliteit en eventuele fractuur van onderdelen. Het onderzoek van een uitneembare prothetische constructie (mesostructuur en overkappingsprothese) richt zich op occlusie en articulatie, slijtage occlusale vlakken, mobiliteit mesostructuur, slijtage en fractuur mesostructuur, retentie overkappingsprothese op mesostructuur, verankeringsonderdelen overkappingsprothese, binnen- en buitenzijde overkappingsprothese (Meijer et al, 2011).
  • Indien de vaste prothetische constructie het niet toelaat dat de implantaten goed gecontroleerd kunnen worden, bijvoorbeeld als sonderen niet mogelijk is vanwege sterke overcontourering of volledige brugconstructies, kan een hogere frequentie van röntgenfoto’s worden overwogen.
  • Indien daartoe klinisch aanleiding is, dient een röntgenfoto te worden vervaardigd (Heitz-Mayfield et al, 2013). Voor een goede inschatting van eventuele veranderingen in het peri-implantaire botniveau wordt deze röntgenfoto bij voorkeur vergeleken met de röntgenfoto na het plaatsen van de suprastructuur (nulmeting).
    Er kunnen klinische redenen zijn voor het vervaardigen van een röntgenfoto tijdens de nazorg. Bijvoorbeeld een evidente toename van de pocketdiepte in een periode tussen twee metingen (Koldsland et al, 2010), al dan niet in combinatie met toegenomen bloedingsneiging na sonderen en/of roodheid en zwelling van de peri-implantaire mucosa, aanwezigheid van pusafvloed, vermoeden van mobiliteit van het implantaat en/of pijn.
    Daarnaast moet in ieder geval periodiek een nieuwe röntgenfoto worden gemaakt ter beoordeling van het peri-implantaire botniveau en van peri-implantaire radiolucenties (Lang et al, 2000; Lang en Berglundh, 2011; Meijer et al, 2011). Het verdient aanbeveling hiervoor een termijn van drie tot zes jaar aan te houden. Uitzondering hierop is de röntgenfoto één jaar na plaatsing van het implantaat. Deze röntgenfoto wordt gemaakt ter vaststelling van de mate van fysiologische botombouw gedurende het eerste jaar na plaatsing. Er moet rekening worden gehouden met het ALARA principe. Een loodrecht ingeschoten röntgenfoto (bite-wing of solo-opname met instelapparatuur) geniet daarom de voorkeur. In voorkomende gevallen, bijvoorbeeld bij meerdere implantaten of een ondiepe mondbodem, is een orthopantomogram gerechtvaardigd.
  • Tot slot dient opnieuw de termijn en frequentie van de volgende nazorgafspraken te worden bepaald, op basis van een individueel vastgestelde diagnose van het implantaat, de suprastructuur en de algemene mondgezondheid. Als er sprake is van peri-implantaire gezondheid wordt een nazorgfrequentie van ten minste eenmaal per jaar aanbevolen, tenzij systemische en/of lokale factoren vaker nazorg vereisen.
Soort bewijs Bewijskracht Sterkte aanbeveling
Voor deze vraag is geen systematisch litera-tuuronderzoek verricht. Bij dit onderwerp is vooral consensusvorming van belang. Er is wel gekeken of er literatuur over dit onderwerp voorhanden was. N.v.t. Sterk, op basis van professionele expertise vervat in consensusdocument.

Doel en doelgroep

+

De richtlijn ‘Diagnostiek, behandeling en preventie van Peri-implantaire infecties’ heeft als doel het uitbrengen van uniforme, wetenschappelijk en professioneel-praktisch onderbouwde aanbevelingen met betrekking tot klinisch handelen ten aanzien van preventie, diagnostiek en therapie van peri-implantaire infecties (peri-implantaire mucositis en peri-implantitis). Hiermee wordt beoogd alle betrokken tandheelkundige zorgprofessionals een praktisch handvat te bieden bij de zorgverlening aan patiënten met orale implantaten en eventuele implantaire infecties.
De richtlijn is van toepassing op alle personen die één of meerdere orale implantaten hebben. Personen met orthodontische implantaten vallen buiten de doelgroep van deze richtlijn.
De richtlijn is bedoeld voor tandheelkundige professionals die betrokken zijn bij de zorg aan mensen met orale implantaten en peri-implantaire infecties: tandarts-algemeen practici, tandarts-implantologen, tandarts-parodontologen, MKA-chirurgen, tandprothetici en mondhygiënisten.

Initiatief

+

In 2015 bracht de Nederlandse Vereniging voor Parodontologie (NVvP) in samenwerking met de Nederlandse Vereniging voor Orale Implantologie (NVOI) de klinische praktijkrichtlijn ‘Diagnostiek, Behandeling en Preventie van Peri-implantaire infecties’ uit. Deze richtlijn was opgesteld door een in 2012 ingestelde werkgroep bestaande uit:

  • mw. dr. A. Louropoulou, tandarts-parodontoloog, Verwijspraktijk voor tandheelkunde Amsterdam, onderzoeker Academisch Centrum Tandheelkunde Amsterdam (ACTA)
  • mw. dr. Y.C.M. de Waal, tandarts-algemeen practicus, Mondzorgcentrum Winschoten, onderzoeker Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG)
  • prof. dr. G.A. van der Weijden, tandarts-parodontoloog, hoogleraar Parodontologie, Academisch Centrum Tandheelkunde Amsterdam (ACTA)
  • prof. dr. D. Wismeijer, tandarts-implantoloog, hoogleraar Orale Implantologie, Academisch Centrum Tandheelkunde Amsterdam (ACTA)

Deze leden waren gemandateerd door hun wetenschappelijke verenigingen. De conceptversie van de richtlijn is voor commentaar voorgelegd aan de leden van de wetenschappelijke verenigingen. De reacties daarop werden verwerkt in de definitieve versie van de richtlijn.

EBRO-toets KIMO en herziening

+

In 2016 hebben de NVvP en de NVOI deze klinische praktijkrichtlijn voorgelegd aan het Kennisinstituut Mondzorg (KIMO), met het verzoek die in behandeling te nemen als ‘zij-instromer’. Het bestuur van KIMO heeft daarop de richtlijn laten beoordelen door een Richtlijn Autorisatie Raad (RAR). De RAR heeft in januari 2016 aan het bestuur van KIMO een aantal verbeteringen geadviseerd, alvorens deze richtlijn als EBRO-waardige klinische praktijkrichtlijn aan te bieden voor opname in het register ZINL van het Zorginstituut Nederland.
KIMO heeft vervolgens, in afstemming met de Richtlijn Advies Commissie (RAC) en met de initiatiefnemers van de oorspronkelijke richtlijn, een nieuwe richtlijnontwikkelcommissie (ROC) ingesteld. Deze ROC heeft de herziening van de richtlijn uitgevoerd, zodanig dat deze voldoet aan de huidige EBRO-criteria in de zorg (AGREE-II criteria, Richtlijn voor richtlijnen 2012 en de GRADE-methodiek en meetinstrumenten) en zoveel als mogelijk aan de toetsingscriteria van het Zorginstituut Nederland.
In de ROC werd de deelneming geborgd van de werkgroep die de oorspronkelijke richtlijn had opgesteld. Daarnaast werden via mandatering alle mondzorgprofessionals betrokken die een rol vervullen bij de preventie, diagnostiek en behandeling van peri-implantaire infecties. Dat wil zeggen tandarts-algemeen practici, tandarts-implantologen, tandarts-parodontologen, MKA-chirurgen, mondhygiënisten en tandprothetici. Hiermee werd gestreefd naar een brede implementatie van de richtlijn in de klinische praktijk.
De herziening van de richtlijn ‘Diagnostiek, Behandeling en Preventie van Peri-implantaire infecties’ is gefinancierd vanuit het meerjarenprogramma voor klinische praktijkrichtlijnen van KIMO.

Samenstelling van de ROC

+
  • mw. J.A.J. Dubbeldam, mondhygiënist, Groepspraktijk voor Mondhygiëne, Alphen aan den Rijn
    Commissielid voor inbreng perspectief van de mondhygiënist.
  • E.W. Engelbrecht, tandprotheticus, Tandprothetische Praktijk Engelbrecht, Utrecht
    Commissielid voor inbreng perspectief van de tandprotheticus.
  • drs. Goedendorp, tandarts-algemeen practicus, Tandartspraktijk Goedendorp, Maarssen
    Commissielid voor inbreng perspectief van de tandarts-algemeen practicus.
  • dr. W.W.I. Kalk, MKA-chirurg, Ziekenhuis Tjongerschans Heerenveen
    Commissielid voor inbreng perspectief van de MKA-chirurg.
  • mw. dr. A. Louropoulou, tandarts-parodontoloog, Verwijspraktijk voor tandheelkunde Amsterdam, onderzoeker Academisch Centrum Tandheelkunde Amsterdam (ACTA)
    Commissielid voor inbreng perspectief van de tandarts-parodontoloog en kennis uit de werkgroep, die de eerdere versie van de KPR-PII opstelde.
  • drs. W.P. van der Schoor, tandarts-implantoloog, Tandartsenpraktijk Garderen
    Commissielid voor inbreng perspectief van de tandarts-implantoloog.
  • mw. dr. Y.C.M. de Waal, tandarts-algemeen practicus, Mondzorgcentrum Winschoten, onderzoeker Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG)
    Commissielid voor inbreng perspectief van de tandarts-algemeen practicus en kennis uit de werkgroep, die de eerdere versie van de KPR-PII opstelde.
  • prof. dr. J.J.M. Bruers, onderzoekscoördinator Koninklijke Maatschappij tot bevordering der Tandheelkunde (KNMT) en bijzonder hoogleraar Academisch Centrum Tandheelkunde Amsterdam (ACTA)
    Voorzitter van de commissie.
  • mw. dr. B.A.F.M. van Dam, onderzoeker Koninklijke Maatschappij tot bevordering der Tandheelkunde (KNMT).
    Secretaris van de commissie.
  • mw. dr. A. Venemans-Jellema, onderzoeker en methodoloog, De Onderzoekerij.
    Deskundige op gebied van methodologie voor ondersteuning bij zoeken en interpreteren van de onderzoeksliteratuur.

Belangenverklaringen ROC

+

De leden van de ROC hebben schriftelijk verklaard of ze in de laatste vijf jaar een (financieelondersteunde) betrekking onderhielden met commerciële bedrijven, organisaties of instellingen die in verband staan met het onderwerp van de richtlijn. De belangenverklaringen zijn op te vragen bij het bureau van KIMO.

Werkwijze

+

De herziening van de richtlijn ‘Diagnostiek, behandeling en preventie van Peri-implantaire infecties’ is uitgevoerd volgens de methode van ‘Evidence Based Richtlijnontwikkeling’ (EBRO) en is gebaseerd op het AGREE II-instrument. De tweede versie van het instrument ‘Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation’ is een internationaal breed geaccepteerd handvat voor ontwikkeling van richtlijnen (Brouwers et al, 2010). Voorts is gebruik gemaakt van adviezen voor richtlijnontwikkeling, die zijn uitgebracht door de Regieraad Kwaliteit van Zorg (2012).
Voor aanvang hebben de leden van de ROC een eendaagse EBRO-training gevolgd, verzorgd door het Kennisinstituut van de Medisch Specialisten (KIMS).
Tijdens de voorbereidende fase hebben de leden van werkgroep die eerste versie van de richtlijn heeft opgesteld op basis van eigen kennis en ervaring knelpunten geïnventariseerd en op basis daarvan uitgangsvragen opgesteld. Het is een omissie dat hierbij toen niet de inbreng van andere betrokkenen, in het bijzonder patiënten, is meegenomen. Desalniettemin was wel als knelpunt gesignaleerd dat peri-implantaire infecties door het toenemende aantal implantaten steeds vaker voorkomen, terwijl vroege herkenning van peri-implantaire infecties niet vanzelfsprekend is. Bovendien bestaat er geen duidelijkheid over de preventie en de behandeling. Weliswaar zijn verschillende therapieën beschikbaar, maar het is nog onvoldoende bekend welke daarvan op welk moment het best kunnen worden ingezet en wat er nog aan kennis ontbreekt. Bij de herziening van de richtlijn is besloten uit te gaan van deze knelpunten en de uitgangsvragen die in de eerste versie naar aanleiding daarvan waren opgesteld.

In de voorbereidingsfase van de werkzaamheden van de ROC zijn de uitgangsvragen van de werkgroep, die de eerste versie van de richtlijn opstelde, door de commissie geordend en samengevat. Vervolgens zijn PICO-vragen opgesteld en zijn daarbij verschillende uitkomstmaten door de commissieleden gescoord op relevantie voor het nemen van een klinische beslissing wat betreft per-implantaire infecties, onderscheiden naar preventie en behandeling van peri-implantaire mucositis en peri-implantitis.

• Preventie. Gericht op voorkomen van (heroptreden van) peri-implantaire mucositis en peri-implantitis door instructie mondhygiëne (verbeteren mondhygiëne door patiënt zelf middels mechanische reiniging en/of antiseptische middelen), eventueel verwijderen iatrogene factoren en periodieke nazorg.
– PICO: P=patiënten met een implantaat / I=periodieke controles / C=geen periodieke controles / O= aantal gevallen van peri-implantaire mucositis en/of peri-implantitis.
– Uitkomstmaten: % ‘Bleeding On Probing’ (BOP), ‘(Probing) Pocket Depth’ (PPD/PD).
• Diagnostiek. Welke parameters zijn van belang voor het kunnen vaststellen van peri-implantaire mucositis en peri-implantitis.
– Geen PICO en geen uitkomstmaten omdat bij dit onderwerp de consensusvorming van belang werd geacht.
• Behandeling van peri-implantaire mucositis (en voorkoming van peri-implantitis) middels professionele reiniging, eventueel in combinatie met antiseptische middelen en antibiotica (systemisch/lokaal).
– PICO: P=patiënten met peri-implantaire mucositis / I=behandeling 1 / C=behandeling 2 / O=uitkomstmaten.
– Behandelingen: verbeteren mondhygiëne door patiënt zelf (mechanische reiniging en/of antiseptische middelen), professionele reiniging (eventueel in combinatie met antiseptische middelen), antibiotica (systemisch/lokaal), chirurgische behandeling (resectief, regeneratief, explantatie), verwijderen van de iatrogene factoren.
– Uitkomstmaten: gemiddelde reductie ‘(Probing) Pocket Depth’ (PPD/PD), reductie van % ‘Bleeding On Probing’ (BOP), heroptreden peri-implantitis.
• Behandeling van peri-implantitis door resectieve en regeneratieve behandeling in combinatie met professionele reiniging, eventueel met toepassen van antiseptische middelen en antibiotica (systemisch/lokaal) of explantatie.
– PICO: P=patiënten met peri-implantaire mucositis / I=behandeling 1 / C=behandeling 2 / O=uitkomstmaten.
– Behandelingen: verbeteren mondhygiëne door patiënt zelf (mechanische reiniging en/of antiseptische middelen), professionele reiniging (eventueel in combinatie met antiseptische middelen), antibiotica (systemisch/lokaal), chirurgische behandeling (resectief, regeneratief, explantatie), verwijderen van de iatrogene factoren.
– Uitkomstmaten: gemiddelde reductie ‘(Probing) Pocket Depth’ (PPD/PD), reductie van % ‘Bleeding On Probing’ (BOP), heroptreden peri-implantitis, behoud/herstel botniveau, falen implantaat.

Wijze waarop literatuur is gezocht en beoordeeld

+

Er zijn twee literatuursearch uitgevoerd over de periode tot 1 maart 2017, die is beperkt tot systematic reviews (SRs). Zie bijlage 1.
De uitgangsvragen daarbij waren:

  • Wat is de aanbevolen behandeling ter voorkoming van peri-implantaire infecties?
  • Wat is de aanbevolen aanpak in de diagnostiek van peri-implantaire infecties?
  • Wat is de aanbevolen behandeling voor peri-implantaire mucositis?
  • Wat is de aanbevolen behandeling voor peri-implantitis?

In de databases van PubMed, DARE en Cochrane is met specifieke zoektermen voor de opgestelde uitgangsvragen gezocht naar SRs die betrekking hebben op studies naar het effect van preventieve en curatieve behandelingen op peri-implantaire mucositis en op peri-implantitis. Voor de uitgangsvraag naar de ‘diagnostiek’ is niet specifiek gezocht naar SRs, omdat hierbij de ‘sterkte van het bewijs’ niet relevant is.
De literatuursearch voor de drie uitgangsvragen leverde 310 SRs op. Van deze SRs zijn er op basis van titel en abstract 61 geselecteerd. Deze zijn door drie beoordelaars onafhankelijk beoordeeld op basis van enkele criteria van de AMSTAR 1 guideline (Shea et al, 2007). Concreet is nagegaan of de zoekstrategie van de literatuur aan minimale eisen voldoet, of voldoende informatie is verstrekt over basiskarakteristieken van de betrokken studies en of de wetenschappelijke kwaliteit van de uitkomsten van de betrokken studies is beoordeeld. De onderlinge overeenkomst tussen de beoordelaars was groot. Bij twijfel zijn SRs geïncludeerd. Uiteindelijk zijn op deze wijze 23 SRs geselecteerd, die relevant zijn bevonden én positief scoorden op de genoemde drie criteria. Aangenomen werd dat met deze SRs een volledig overzicht was verkregen van alle relevante afzonderlijke studies op het terrein van preventieve, niet-chirurgische en chirurgische behandeling van peri-implantaire infecties. In bijlage 2 bij deze richtlijn is de tabel opgenomen met de kwaliteitsbepaling van de SRs, gebaseerd op de AMSTAR criteria.

Van de geselecteerde literatuur is de aard en de sterkte van het bewijs beoordeeld. Dit betrof 7 studies over de preventie van peri implantaire infecties alsook 2 systematic reviews, 13 studies over de niet-chirurgische behandeling van peri-implantaire mucositis, 15 studies over de niet-chirurgische behandeling van peri-implantitis en 15 studies over de chirurgische behandeling van peri-implantitis. Daarbij zij vermeld dat in sommige studies meer dan één uitgangsvraag wordt beantwoord.
Binnen de commissie zijn taken verdeeld. Voor elk onderdeel hebben twee of drie leden de in de relevant bevonden SRs opgenomen studies doorgenomen, beoordeeld en de voor een eventuele GRADE-beoordeling benodigde informatie verzameld.
Bij de beoordeling van de literatuur was de bestaande richtlijn het uitgangspunt en is nagegaan wat de studies daaraan konden toevoegen of veranderen.
De kracht van het wetenschappelijke bewijs bij de afzonderlijke studies is bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (http://www.gradeworkinggroup.org). Deze methode volgend, is per subonderdeel (preventie peri-implantaire mucositis, niet-chirurgische behandeling peri-implantaire mucositis, niet-chirurgische behandeling peri-implantitis en chirurgische behandeling peri-implantitis) de kracht van het wetenschappelijke bewijs bepaald en weergegeven in GRADE-tabellen.
GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, matig, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid van de conclusies die uit studies kunnen worden opgemaakt (Schünemann, 2013).

 GRADE Definitie
Hoog
  • er is hoge zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt zoals vermeld in de literatuurconclusie
  • het is zeer onwaarschijnlijk dat de literatuurconclusie verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd
Matig
  • er is matige zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt zoals vermeld in de literatuurconclusie
  • het is mogelijk dat de literatuurconclusie verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd
Laag
  • er is lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt zoals vermeld in de literatuurconclusie
  • er is een reële kans dat de literatuurconclusie verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd
Zeer laag
  • er is zeer lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt zoals vermeld in de literatuurconclusie
  • er is een zeer grote kans dat de literatuurconclusie verandert wanneer er resultaten van nieuw of meer onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd

De belangrijkste studiekarakteristieken van deze studies zijn per uitgangsvraag opgenomen in een beschrijvende tabel gevolgd door een ‘risk of bias’ tabel, waarin de beoordeling van de kwaliteit van de desbetreffende studies is opgenomen. De beoordeling van het wetenschappelijk bewijs is weergegeven in twee GRADE-tabellen. Al deze tabellen zijn per uitgangsvraag te vinden onder de kop ‘Beschrijvende tabel en ’GRADE’ tabellen‘. Voor ‘preventie’ in bijlage 3, voor ‘behandeling van peri-implantaire mucositis’ in bijlage 4, voor ‘niet-chirurgische behandeling van peri-implantitis’ in bijlage 5 en voor ‘chirurgische behandeling van peri-implantitis’ in bijlage 6. Bij de beoordeling van de literatuur over preventie van peri-implantaire infecties wat betreft ‘Peri-Implant Maintenance Therapy (PIMT)’ is uitgegaan van de resultaten van twee SRs, bestaande uit respectievelijk 15 en 13 studies. Volgens de AMSTAR 2 (A MeaSurement Tool to Assess systematic Reviews) voldeden deze SRs, waarin weliswaar voornamelijk cohortstudies werd opgenomen, aan de de gestelde kwaliteitseisen (Shea et al, 2017). Zie bijlage 3.

Formuleren van de conclusies en aanbevelingen

+

De commissie is op basis van de beschikbare uitkomsten van de beoordeelde studies/SRs tot een conclusie gekomen. De bewijskracht wordt bepaald door de laagste bewijskracht gevonden bij een van de kritieke uitkomstmaten.
In de klinische besluitvorming zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten van belang (waar geen of onvoldoende wetenschappelijk bewijs voor is). Dat betreft de waarden en voorkeuren van de patiënt, de kosten (ten aanzien ook van de effectiviteit), de beschikbaarheid van voorzieningen, de balans tussen gewenste en ongewenste effecten van interventies en organisatorische aspecten. Deze zaken staan vermeld bij in de samenvattende tabellen, die staan opgenomen in de paragrafen ‘Onderbouwing’ onder de noemer ‘Sterkte aanbeveling’. In de paragrafen ‘Overwegingen’ wordt ook ingegaan op eventuele gunstige en ongunstige effecten van een interventie, die een rol kunnen spelen bij de besluitvorming. Daarin worden ook mogelijke interventies genoemd waarvoor geen of alleen een zeer zwak bewijs voorhanden is.

In de aanbevelingen worden de uitgangsvragen beantwoord, gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs, de belangrijkste overwegingen en een weging van de (on)gunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de ROC wordt toegekend aan voornoemde andere aspecten, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. De GRADE-methodiek sluit, zoals gezegd, een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse en een sterke aanbeveling niet a priori uit. Omgekeerd zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk. De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen.

In de ROC is steeds op de volgende wijze consensus bereikt over de aanbevelingen. Het beschikbaar wetenschappelijke bewijs en de klinische duiding werden in bijeenkomsten van de commissie besproken totdat onderlinge overeenstemming was bereikt. Op basis daarvan werden de desbetreffende teksten voor de richtlijn geconcipieerd en ter beoordeling aan de ROC-leden toegestuurd. Alle commentaren daarop werden verzameld en verwerkt in een aangepaste versie van de tekst, die opnieuw ter beoordeling aan de ROC-leden werd voorgelegd. In de meeste gevallen was na twee ronden consensus bereikt, soms waren hiervoor drie ronden nodig.

In bijlage 7 is een stroomdiagram opgenomen van overwegingen rond de beoordeling en behandeling van peri-implantaire weefsels. Dit stroomdiagram dient als globale leidraad bij de klinische besluitvorming ten aanzien van de volgende situaties: peri-implantaire gezondheid en geen plaque of tandsteen (groene kolom), peri-implantaire gezondheid maar wel plaque en/of tandsteen (gele kolom), peri-implantaire mucosititis (oranje kolom) en peri-implantitis (rode kolom).

Monitoring en implementatie

+

Bij deze richtlijn zijn drie indicatoren ontwikkeld, die naar believen kunnen worden benut door mondzorgprofessionals om binnen de praktijk gegevens te verzamelen over de verlening van (na)zorg aan patiënten bij wie één of meer implantaten zijn geplaatst. Zodoende kunnen de resultaten van aanpak/behandeling worden vastgesteld en kan het gebruik van de richtlijn worden geëvalueerd. De indicatoren zijn dus in het bijzonder bedoeld voor eigen gebruik in de praktijk. Op dit moment zijn er echter in de veel gebruikte computerprogramma’s nog geen mogelijkheden om op een gebruikersvriendelijke manier met deze indicatoren te werken. Als hiervoor bij voldoende mondzorgverleners behoefte bestaat, zullen de software-leveranciers dit naar verwachting wel gaan faciliteren. Een beschrijving van deze indicatoren is te vinden in de bijlage 8 bij deze richtlijn.
Met het oog op implementatie van de richtlijn hebben de leden van de ROC deelgenomen aan een workshop, geïnitieerd en georganiseerd door de vereniging KIMO, op basis van het Implementatieplan klinische praktijkrichtlijnen KIMO van juni 2017. Daarin zijn ideeën besproken, die zullen worden uitgewerkt in een separaat implementatieplan.

Commentaar- en autorisatiefase

+

De conceptrichtlijn is ter commentaar voorgelegd aan de betrokken wetenschappelijke en beroepsverenigingen. De commentaren zijn verzameld, besproken binnen de commissie en verwerkt in de definitieve conceptrichtlijn (zie bijlage 9 en bijlage 10). Deze is vastgesteld door de commissie en ter autorisatie dan wel accordering voorgelegd aan de (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt)organisaties.

De richtlijntekst is vastgesteld door de richtlijncommissie en door het bestuur ter autorisatie voorgelegd aan de richtlijnautorisatieraad (RAR), die op 20 maart 2018 haar positieve adviesrapport heeft uitgebracht. Vervolgens is de KPR ter vaststelling voorgelegd aan de Algemene ledenvergadering van KIMO en vastgesteld.

Inbreng patiëntperspectief

+

De herziene richtlijn is voor commentaar voorgelegd aan Patiëntenfederatie Nederland. De daaruit voortgekomen patiëntversie die van de richtlijn is gemaakt, is rechts bovenaan deze database te vinden.

Geldigheid

+

Het Kennisinstituut Mondzorg (KIMO) is als houder van deze richtlijn de eerstverantwoordelijke voor de actualiteit ervan. De aan deze richtlijn deelnemende wetenschappelijke verenigingen of gebruikers ervan delen de verantwoordelijkheid en informeren de eerstverantwoordelijke over relevante ontwikkelingen binnen hun vakgebied. Uiterlijk 31 december 2022 bepaalt het bestuur van KIMO of deze richtlijn nog actueel is. Wanneer nieuwe ontwikkelingen daartoe aanleiding geven, gebeurt dit eerder. Als de richtlijn moet worden herzien, dan wordt daarvoor een herzieningstraject gestart, met de installatie van een nieuwe ROC.

Referenties

+
  • Aghazadeh A, Persson GR, Renvert S. (2012) A single-centre randomized controlled clinical trial on the adjunct treatment of intra-bony defects with autogenous bone or a xenograft: results after 12 months. J Clin Periodontol. 39: 666-673.
  • Albrektsson T, Jansson T, Lekholm U. (1986) Osseointegrated dental implants. Dent Clin North Am. 30: 151-174.
  • American Academy of Periodontology (2013). Peri-implant mucositis and peri-implantatis: a current under-standing of their diagnoses and clinical implications. J Periodontol. 84: 436-443.
  • Anner R, Grossmann Y, Anner Y, Levin L. (2010) Smoking, diabetes mellitus, periodontitis, and supportive periodontal treatment as factors associated with dental implant survival: a long-term retrospective evaluation of patients followed for up to 10 years. Implant Dent. 19: 57-64.
  • Aparicio C. (1997) The use of the periotest value as the initial success criteria of an implant: 8-year report. Int J Periodontics Restorative Dent. 17: 151-161.
  • Arisan V, Karabuda ZC, Anci SV, Topçuoğlu N, Külekçi G. (2015) A randomized clinical trial of an adjunct diode laser application for the nonsurgical treatment of peri-implantitis. Photomed Laser Surg. 33 (11): 547-554.
  • Atieh MA, Alsabeeha NH, Faggion CM Jr, Duncan WJ. (2012) The frequency of peri-implant diseases: a systematic review and meta-analysis. J Clin Periodontol. 84: 1586-1598.
  • Bassetti M, Schär D, Wicki B, Eick S, Ramseier CA, Arweiler NB, Sculean A, Salvi GE. (2014) Anti-infective therapy of peri-implantitis with adjunctive local drug delivery or photodynamic therapy: 12-month outcomes of a randomized controlled clinical trial. Clin Oral Impl Res. 25: 279-287.
  • Berglundh T, Gislason O, Lekholm U, Sennerby L, Lindhe J. (2004) Histopathological observations of human peri-implantitis lesions. J Clin Periodontol. 31: 341-347.
  • Berghlund T, Lindhe J, Ericsson I, Marinello CP, Liljenberg B, Thompson P. (1991) The soft tissue barrier at implants and teeth. Clin Oral Implants Res. 2: 81-90.
  • Berglundh T, Persson L, Klinge B. (2002) A systematic review of the incidence of biological and technical complications in implant dentistry reported in prospective longitudinal studies of at least 5 years. J Clin Periodontol. 29: 197-212; discussion 232-233.
  • Berglundh T, Zitzmann NU, Donati M. (2011) Are peri-implantitis lesions different from periodontitis lesions? J Clin Periodontol. 38: 188-202.
  • Bizzarro S, Loos BG, Laine ML, Crielaard W, Zaura E. (2013) Subgingival microbiome in smokers and non-smokers in periodontitis: an exploratory study using traditional targeted techniques and a next-generation sequencing. J Clin Periodontol. 40: 483-492.
  • Bombeccari GP, Guzzi G, Gualini F, Gualini S, Santoro F, Spadari F. (2013) Photodynamic therapy to treat peri-implantitis. Impl Dent. 22: 631-638.
  • Brito C, Tenenbaum HC, Wong BK, Schmitt C, Nogueira-Filho G. (2014) Is keratinized mucosa indispensable to maintain peri-implant health? A systematic review of the literature. J Biomed Mater Res B Appl Biomater. 102: 643-650.
  • Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, Burgers JS, Cluzeau F, Feder G, et al. (2010) AGREE II: Advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. CMAJ. E839-E842.
  • Büchter A, Meyer U, Kruse-Lösler B, Joos U, Kleinheinz J. (2004) Sustained release of doxycycline for the treatment of peri-implantitis: randomised controlled trial. Br J Oral Maxillofac Surg. 42: 439-44.
  • Chan HL, Lin GH, Suarez F, MacEachern M, Wang HL. (2014) Surgical management of peri-Implantitis: A systematic review and meta-analysis of treatment outcomes. J Periodontol. 85: 1027-1041.
  • Chongcharoen N, Lulic M, Lang NP. (2012) Effectiveness of different interdental brushes on cleaning the interproximal surfaces of teeth and implants: a randomized controlled, double-blind cross-over study. Clin Oral Implants Res. 23: 635-640.
  • Chrcanovic BR, Albrektsson T, Wennerberg A. (2015) Bruxism and Dental Implants: A Meta-Analysis. Implant Dent. 24 (5): 505-516.
  • Christensen MM, Joss A, Lang NP. (1997) Reproducibility of automated periodontal probing around teeth and osseointegrated oral implants. Clin Oral Implants Res. 8: 455-464.
  • Ciancio SG, Lauciello F, Shibly O, Vitello M, Mather M. (1995) The effect of an antiseptic mouthrinse on implant maintenance: plaque and peri-implant gingival tissues. J Periodontol. 66: 962-965.
  • Claffey N, Clarke E, Polyzois I, Renvert S. (2008) Surgical treatment of peri-implantitis. J Clin Periodontol. 35: 316-332.
  • Coli P, Christiaens V, Senerby L, De Bruyn H. (2017) Reliability of periodontal diagnostic tools for monitoring peri-implant health and disease. Periodontol 2000. 73: 203-217.
  • Costa FO, Takenaka-Martinez S, Cota LO, Ferreira SD, Silva GL, Costa JE. (2012) Peri-implant disease in subjects with and without preventive maintenance: a 5-year follow-up. J Clin Periodontol. 39: 173-181.
  • Daugela P, Cicciù M, Saulacic N. (2016) Surgical regenerative treatments for peri-implantitis: meta-analysis of recent findings in a systematic literature review. J Oral Maxillofac Res. 7 (3): e15.
  • D’Ercole S, Tetè S, Catamo G, Sammartino G, Femminella B, Tripodi D, Spoto G, Paolantonio M. (2009) Microbiological and biochemical effectiveness of an antiseptic gel on the bacterial contamination of the inner space of dental implants: a 3-months human longitudinal study. In J Immunopath Pharmacol. 22 (4): 1019-1026.
  • Derks J, Håkansson J, Wennström JL, Tomasi C, Larsson M, Berglundh T. (2015) Effective-ness of implant therapy analyzed in a Swedish population: early and late implant loss. J Dent Res. 94 (3 Suppl): 44S-51S.
  • Derks J, Schaller D, Håkansson J, Wennström JL, Tomasi C, Berglundh T. (2016) Peri-implantitis, onset and pattern of progression J Clin Periodontol. 43 (4): 383-388.
  • Derks J, Tomasi C. (2015). Peri-implant health and disease. A systematic review of current epidemiology. J Clin Periodontol. 42 (S16): S158-S171.
  • De Siena F, Francetti L, Corbella S, Taschieri S, Del Fabbro M. (2013) Topical application of 1% chlorhexidine gel versus 0.2% mouthwash in the treatment of peri-implant mucositis. An observational study. Int J Dent Hyg. 11, issue 1: 41-47.
  • De Waal YCM, Raghoebar GM, Huddleston Slater JJR, Meijer HJA, Winkel EG, Van Winkelhoff AJ. (2013a) Implant decontamination during surgical peri-implantitis treatment: a randomized, double-blind, placebo-controlled trial. J Clin Periodontol. 40: 186-195.
  • De Waal YCM, Raghoebar GM, Meijer HJA, Winkel EG, Van Winkelhoff AJ. (2015) Implant decontamination with 2% chlorhexidine during surgical peri-implantitis treatment: a randomized, double-blind, controlled trial. Clin Oral Impl Res. 26: 1015-1023.
  • De Waal YC, Van Winkelhoff AJ, Meijer HJ, Raghoebar GM, Winkel EG. (2013b) Differences in peri-implant conditions between fully and partially edentulous subjects: a systematic review. J Clin Periodontol. 40: 266-286.
  • De Waal YC, Winkel EG, Meijer HJ, Raghoebar GM, Van Winkelhoff AJ. (2014) Differences in peri-implant microflora between fully and partially edentulous subjects: a systematic review. J Clin Periodontol. 85: 68-82.
  • Dursun E, Fikret T. (2016) Peri-Implant Crevicular Fluid Analysis, Enzymes and Biomarkers: a Systemetic Review. J Oral Maxillofac Res. 7 (3): e9.
  • Esposito M, Bressan E, Grusovin MG, D’Avenia F, Neumann K, Sbricoli L, Luongo G. (2017) Do repeated changes of abutments have any influence on the stability of peri-implant tissues? One-year post-loading results from a multicentre randomised controlled trial. Eur J Oral Implantol. 10 (1): 57-72.
  • Esposito M, Grusovin MG, Worthington HV. (2012) Interventions for replacing missing teeth: treatment of peri-implantitis (Review). Cochr Datab Syst Rev. Issue 1, art. no.: CD004970.
  • Esposito M, Hirsch JM, Lekholm U, Thompson Pl. (1998) Biological factors contributing to failures of osseointegrated oral implants. (l) Succes criteria and epidemiology. EurJ Oral Sci. 106: 527-551.
  • Etter TH, Håkanson I, Lang NP, Trejo PM, Caffesse RG. (2002) Healing after standardized clinical probing of the peri-implant soft tissue seal: a histomorphometric study in dogs. Clin Oral Implants Res. 13: 571-580.
  • Faggion CM, Chambrone L, Listl S, Tu YK. (2013) Network meta-analysis for evaluating interventions in implant dentistry: the case of peri-implantitis treatment. Clin Impl Dent Relat Res. 15 (4): 576-588.
  • Faggion CM, Listl S, Frühauf N, Chang HJ, Tu YK. (2014) A systematic review and Bayesian network meta-analysis of randomized clinical trials on non-surgical treatments for peri-implantitis. J Clin Periodontol. 41: 1015-1025.
  • Felo A, Shibly O, Ciancio SG, Lauciello FR, Ho A. (1997) Effects of subgingival chlorhexidine irrigation on peri-implant maintenance. Am J Dent. 10 (2): 107-110.
  • Feloutzis A, Lang NP, Tonetti MS, Bürgin W, Brägger U, Buser D, Duff GW, Kornman KS. (2003) IL-1 gene polymorphism and smoking as risk factors for peri-implant bone loss in a well-maintained population. Clin Oral Implants Res. 14: 10-17.
  • Ferreira SD, Silva GL, Cortelli JR, Costa JE, Costa FO. (2006) Prevalence and risk variables for peri-implant disease in Brazilian subjects. J Clin Periodontol. 33: 929-935.
  • Flemmig TF, Hetzel M, Topoll H, Gerss J, Haeberlein I, Petersilka G. (2007) Subgingival debridement efficacy of glycine powder air-polishing. J Periodontol. 78: 1002-1010.
  • Fransson C, Lekholm U, Jemt T, Berglundh T. (2005) Prevalence of subjects with progressive bone loss at implants. Clin Oral Implants Res. 16 (4): 440-446.
  • Fransson C, Wennström J, Berglundh T. (2008) Clinical characteristics at implants with a history of progressive bone loss. Clin Oral Implants Res. 19: 142-147.
  • Fu JH, Hsu YT, Wang HL. (2012) Identifying occlusal overload and how to deal with it to avoid marginal bone loss around implants. Eur J Oral Implantol. 5: 91-103.
  • Galindo-Moreno P, Avila-Ortiz G, Fernández-Barbero JE, Cabrera-León A, Sánchez-Fernández E. (2005) Influence of alcohol and tobacco habits on peri-implant marginal bone loss: a prospective study. Clin Oral Implants Res. 16 (5): 579-586.
  • Galindo-Moreno P, Fernández-Jiménez A, Avila-Ortiz G, Silvestre FJ, Hernández-Cortés P. (2014) Marginal bone loss around implants placed in maxillary native bone or grafted sinuses: a retrospective cohort study. Clin Oral Implants Res. 25 (3): 378-384.
  • Ghanem A, Pasumarthy S, Ranna V, Kellesarian SV, Abduljabbar T, Vohra F, Malmstrom H. (2016) Is mechanical curettage with adjunct photodynamic therapy more effective in the treatment of peri-implantitis than mechanical curettage alone? Photodiag Photodyn Ther. 15: 191-196.
  • Gosau M, Hahnel S, Schwarz F, Gerlach T, Reichert TE, Bürgers R. (2010) Effect of six different peri-implantitis disinfection methods on in vivo human oral biofilm. Clin Oral Implants Res. 21: 866-872.
  • Graziani F, Figuero E, Herrera D. (2012) Systematic review of quality of reporting, outcome measurements and methods to study efficacy of preventive and therapeutic approaches to peri-implant diseases. J Clin Periodontol. 39 (Suppl. 12): 224-244.
  • Gröndahl K, Lekholm U. (1997) The predictive value of radiographic diagnosis of implant stability. Int J Oral and Maxillofac Implants. 12: 59-64.
  • Gruica B, Wang HY, Lang NP, Buser D. (2004) Impact of IL-1 genotype and smoking status on the prognosis of osseointegrated implants. Clin Oral Implants Res. 15: 393-400.
  • Grusovin MG, Coulthard P, Worthington HV, George P, Esposito M. (2010) Interventions for replacing missing teeth: maintaining and recovering soft tissue health around dental implants. Cochrane Database Syst Rev. 4: CD003069.
  • Hallström H, Persson GR, Lindgren S, Olofsson M, Renvert S. (2012) Systemic antibiotics and debridement of peri-implant mucositis. A randomized clinical trial. J Clin Periodontol. 39: 574–581.
  • Heitz-Mayfield LJ. (2008) Peri-implant diseases: diagnosis and risk-indicators. J Clin Periodontol. 35: 292-304.
  • Heitz-Mayfield LJ, Mombelli A. (2014) The therapy of peri-implantitis: A systematic review. Int J Oral Maxillofac Implants. 29 (suppl): 325-345.
  • Heitz-Mayfield LJ, Needleman I, Salvi GE, Pjetursson BE. (2013) Consensus statements and clinical recommendations for prevention and management of biological and technical implant complications. Int J Oral Maxillofac Implants. 29: 346-350.
  • Heitz-Mayfield LJ, Salvi GE, Mombelli A, Faddy M, Lang NP. (2011) Anti-infective surgical therapy of peri-implantitis. A 12-month prospective clinical study. Clin Oral Impl Res. 00: 1-6.
  • Jansson H, Hamberg K, de Bruyn H, Bratthall G. (2005) Clinical consequences of IL-1 genotype on early implant failures in patients under periodontal maintenance. Clin Implant Dent Relat Res. 7: 51-59.
  • Javed F, Al-Hezaimi K, Almas K, Romanos GE. (2013) Is titanium sensitivity associated with allergic reactions in patients with dental implants? A systematic review. Clin Implant Dent Relat Res. 15 (1): 47-52.
  • Jepsen K, Jepsen S, Laine ML, Anssari Moin D, Pilloni A, Zeza B, Sanz M, Ortiz-Vigon A, Roos Jansåker AM, Renvert S. (2016) Reconstruction of peri-implant osseous defects: a multicenter randomized trial. J Dent Res. 95 (1): 58-66.
  • Jepsen S, Rühling A, Jepsen K, Ohlenbusch B, Albers HK. (1996) Progressive peri-implantitis. Incidence and prediction of peri-implant attachment loss. Clin Oral Implants Res. 7: 133-142.
  • Ji YJ, Tang ZH, Wang R, Cao J, Cao CF, Jin LJ. (2014) Effect of glycine powder air-polishing as an adjunct in the treatment of peri-implant mucositis: a pilot clinical trial. Clin Oral Impl Res. 25: 683-689.
  • John G, Sahm N, Becker J, Schwarz F. (2015) Nonsurgical treatment of peri-implantitis using an air-abrasivedevice or mechanical debridement and local application of chlorhexidine. Twelve-month follow-up of a prospective, randomized, controlled clinical study. Clin Oral Invest. 19: 1807-1814.
  • Karring ES, Stavropoulos A, Ellegaard B, Karring T. (2005) Treatment of peri-implantitis by the Vector® system. A Pilot study. Clin Oral Impl Res. 16: 288-293.
  • Kato T, Kusakari H, Hoshino E. (1998) Bactericidal efficacy of carbon dioxide laser against bacteria-contaminated titanium implant and subsequent cellular adhesion to irradiated area. Lasers Surg Med. 23 (5): 299-309.Koldsland OC, Scheie AA, Aass AM. (2010) Prevalence of peri-implantitis related to severity of the disease with different degrees of bone loss. J Periodontol. 81: 231-238.
  • Kotsakis G, Konstantinidis I, Karousis IK, Ma X, Chu H. (2014) A systematic review and meta-analysis of the effect of various laser wavelengths in the treatment of peri-implantitis. J Periodontol. 85: 1203-1213.
  • Kotsovilis S, Karoussis IK, Trianti M, Fourmousis I. (2008) Therapy of peri-implantitis: a systematic review. J Clin Periodontol. 35: 621-629.
  • Kreisler M, Haitham AH, d’Hoedt B. (2002) Temperature Changes at the Implant-Bone Interface During Simulated Surface Decontamination with an Er:YAG Laser. In J Prost. 15 (6): 582-587.
  • Kreisler M, Kohnen W, Christoffers AB, Götz H, Jansen B, Duschner H, d’Hoedt B. (2005) In vitro evaluation of the biocompatibility of contaminated implant surfaces treated with an Er: YAG laser and an air pow-der system. Clin Oral Implants Res. 16 (1): 36-43.
  • Kumar PS, Mason MR, Brooker MB, O-Brien K. (2012) Pyrosequencing reveals unique microbial signatures associated with healthy and failing dental implants. J Clin Periodontol. 39 (Issue 5): 425-433.
  • Lang NP, Berglundh T; Working Group 4 of Seventh European Workshop on Periodontology. (2011) Peri-implant diseases. Where are we know? Consensus report of the Seventh European Workshop on Periodontology. J Clin Periodontol. 38: 178-181.
  • Lang NP, Wetzel AC, Stich H, Caffesse RG. (1994) Histologic probe penetration in healthy and inflamed periimplant tissues. Clin Oral Implants Res. 5: 191-201.
  • Lang NP, Wilson TG, Corbet EF. (2000) Biological complications with dental implants: their prevention, diagnosis and treatment. Clin Oral Implants Res. 11: 146-155.
  • Lindhe J, Meyle J, Group D of European Workshop on Periodontology. (2008) Peri-implant diseases. Consensus report of the Sixth European Workshop on Periodontology. J Clin Periodontol. 35: 282-285.
  • Lindquist LW, Carlsson GE, Jemt T. (1997) Association between marginal bone loss around osseointegrated mandibular implants and smoking habits: a 10-year follow-up study. J Dent Res. 76: 1667-1674.
  • Lindquist LW, Rocker B, Carlsson GE. (1988) Bone resorption around fixtures in edentulous patients treated with mandibular fixed tissue-integrated prosthesis. J Prosthet Dent. 59: 59-63.
  • Louropoulou A, Slot DE, Van der Weijden F. (2012) Titanium surface alterations following the use of different mechanical instruments: a systematic review. Clin Oral Implants Res. 23: 643-658.
  • Louropoulou A, Slot DE, Van der Weijden F. (2014) The effects of mechanical instruments on contaminated titanium dental implant surfaces: a systematic review. Clin Oral Implants Res. 25: 1149-1160.
  • Louropoulou A, Slot DE, Van der Weijden F. (2014) Mechanical self-performed oral hygiene of implant supported restorations: a systematic review. J Evid Base Dent Pract. 14S: 60-69.
  • Louropoulou A, Van der Weijden F. (2013) Mechanisch reinigen van Implantaatoppervlakken. Tandartspraktijk. Nov: 32-34.
  • Luterbacher S, Mayfield L, Brägger U, Lang NP. (2000) Diagnostic characteristics of clinical and microbiological tests for monitoring periodontal and peri-implant mucosal tissue conditions during supportive periodontal therapy (SPT). Clin Oral Implants Res. 11: 521-529.
  • Machtei EE, Frankenthal S, Levi G, Elimelech R, Shoshani E, Rosenfeld O,Tagger-Green N, Shlomi B. (2012) Treatment of peri-implantitis using multiple applications of chlorhexidine chips: a double-blind, randomized multi-centre clinical trial. J Clin Periodontol. 39: 1198-1205.
  • Mailoa J, Lin GH, Chan HL, MacEachern M, Wang HL. (2014) Clinical outcomes of using las for peri-implantitis surface detoxification: A systematic review and meta-analysis. J Periodontol. 85: 1194-1202.
  • Maximo MB, De Mendonca AC, Renata Santos V, Figueiredo LC, Feres M, Duarte PM. (2009) Short-term clinical and microbiological evaluations of peri-implant diseases before and after mechanical anti-infective therapies. Clin Oral Implant. 20 (1): 99-108.
  • McKenna DF, Borzabadi-Farahani A, Lynch E. (2013) The effect of subgingival ozone and/or hydrogen peroxide on the development of peri-implant mucositis: a double-blind randomized controlled trial. Int J Oral Maxillofac Implants. Suppl 28 (6): 1483-1489.
  • Meijer HJ, Raghoebar GM, Goené RJ, Van der Weijden GA. (2011) Complicaties bij patiënten met orale implantaten. Aanbeveling voor periodiek preventief onderzoek. Ned Tijdschr Tandheelkd. 118: 431-437.
  • Meijndert L, Van der Reijden WA, Raghoebar GM, Meijer HJ, Vissink A. (2010) Microbiota around teeth and dental implants in periodontally healthy, partially edentulous patients: is pre-implant microbiological testing relevant? Eur J Oral Sci. 118: 357-363.
  • Meyle J. (2012) Mechanical, chemical and laser treatments of the implant surface in the presence of mar-ginalbone loss around implants. Eur J Oral Implantol. 5: 71-81.
  • Misch CE, Perel ML, Wang HL, Sammartino G, Galindo-Moreno P, Trisi P, Steigmann M, Rebaudi A, Palti A, Pikos MA, Schwartz-Arad D, Choukroun J, Gutierrez-Perez JL, Marenzi G, Valavanis DK. (2008) Implant success, survival, and failure: the international congress of oral implantologists (icoi) pisa consensus conference. Implant Dent. 17: 5-15.
  • Mombelli A. (2002) Microbiology and antimicrobial therapy of peri-implantitis. Periodontol. 28: 177-189.
  • Mombelli A, Décaillet F. (2011) The characteristics of biofilm in peri-implant diseases. J Clin Periodontol. 38: 203-213.
  • Mombelli A, Mühle T, Brägger U, Lang NP, Bürgin WB. (1997) Comparison of periodontal and peri-implant probing by depth-force pattern analysis. Clin Oral Implants Res. 8: 448-454.
  • Monje A, Aranda L, Diaz KT, Alarcón MA, Bagramian RA, Wang HL, Catena A. (2016) Impact of maintenance therapy for the prevention of peri-implant diseases: A systematic review and meta-analysis. J Dent Res. 95 (4): 372-379.
  • Natto ZS, Aladmawy M, Levi PA, Wang HL. (2015) Comparison of the efficacy of different types of lasers for the treatment of peri-implantitis: A systematic review. Int J Oral Maxillofac Implants. 30: 338-345.
  • Ntrouka VI, Slot DE, Louropoulou A, Van der Weijden F. (2011) The effect of chemotherapeutic agents on contaminated titanium surfaces: a systematic review. Clin Oral Implants Res. 22: 681-690.
  • NVOI (2012). Algemene richtlijn tandheelkundige implantaten.
  • Padial-Molina M, Suarez F, Rios HF, Galindo-Moreno P, Wang HL. (2014) Guidelines for the diagnosis and treatment of peri-implant diseases. Int J Periodontics Restorative Dent. 34: 102-111.
  • Paolantonio M, Perinetti G, D’Ercole S, Graziani F, Catamo G, Sammartino G, Piccolomini R. (2008) Internal decontamination of dental implants: An in vivo randomized microbiologic 6-month trial on the effects of a chlorhexidine gel. J Periodontol. 79: 1419-1425.
  • Papadopoulos CA, Vouros I, Menexes G, Konstantinidis A. (2015) The utilization of a diode laser in the surgical treatment of peri-implantitis. A randomized clinical trial. Clin Oral Invest. 19: 1851-1860.
  • Papaspyridakos P, Chen CJ, Singh M, Weber HP, Gallucci GO. (2012) Success criteria in implant dentistry: a systematic review. Journal Dent Res. 91: 242-248.
  • Parham PL, Cobb CM, French AA, Love JW, Drisko CL, Killoy WJ. (1989) Effects of an air-powder abrasive system on plasmasprayed titanium implant surfaces: An in vitro evaluation. J Oral Implant. 15: 78-86.
  • Porras R, Anderson GB, Caffesse R, Narendran S, Trejo PM. (2002) Clinical response to 2 different therapeutic regiments to treat peri-implant mucositis. J Periodontol. 73: 1118-1125.
  • Quirynen M, Abarca M, Van Assche N, Nevins M, Van Steenberghe D. (2007) Impact of supportive periodontal therapy and implant surface roughness on implant outcome in patients with a history of periodontitis. J Clin Periodontol. 34: 805-815.
  • Ramanauskaite A, Daugela P, Almeida RF de, Saulacic N. (2016) Surgical non-regenerative treatments for peri-implantitis: a systematic review. J Oral Maxillofac Res. 7 (3): e14.
  • Ramanauskite A, Daugela P, Juodzbalys G. (2016) Treatment of peri-implantitis: meta-analysis of findings in a systematic literature review and novel protocol proposal. Quint int. 47 (5): 379-393.
  • Ramanauskite A, Juodzbalys G. (2016) Diagnostic principles of peri-implantitis: a systematic review and guidelines for peri-implantitis diagnosis proposal. J Oral Maxillofac Res. 7 (3): e8.
  • Ramberg P, Botticelli D. (2009) The effect of a triclosan dentifrice on mucositis in subjects with dental implants: A six-month clinical study. J Clin Dent. 20: 103-107.
  • Regieraad Kwalteit van Zorg. (2012) Richtlijn voor richtlijnen. www.ha-ring.nl.
  • Renvert S, Lessem J, Dahlén G, Lindahl C, Svensson M. (2006) Topical minocycline microspheres versus topical chlorhexidine gel as an adjunct to mechanical debridement of incipient peri-implant infections: a randomized clinical trial. J Clin Periodontol. 33: 362-369.
  • Renvert S, Lessem J, Dahlén G, Renvert H, Lindahl C. (2008) Mechanical and repeated antimicrobial therapy using a local drug delivery system in the treatment of peri-implantitis: A randomized clinical trial. J Periodontol. 79: 836-84.
  • Renvert S, Lindahl C, Roos Jansåker AM, Persson GR. (2011) Treatment of peri-implantitis using Er:YAG laser or an air-abrasive device: a randomized clinical trial. J Clin Periodontol. 38: 65-73.
  • Renvert S, Polyzois I, Claffey N. (2011) How do implant surface characteristics influence peri-implant disease? J Clin Periodontol. 38: 214-222.
  • Renvert S, Quirynen M. (2015) Risk indicators for peri-implantitis. A narrative review. Clin Oral Implants Res. 26 Suppl 11: 15-44.
  • Renvert S, Roos-Jansåker AM, Claffey N. (2008) Non-surgical treatment of peri-implant mucositis and peri- implantitis. J Clin Periodontol. 35: 305-315.
  • Renvert S, Samuelsson E, Lindahl C, Persson GR. (2009) Mechanical non-surgical treatment of peri-implantitis: a double-blind randomized longitudinal clinical study. I: Clinical results. J Clin Periodontol. 36: 604–609.
  • Retzepi M, Donos N. (2010) The effect of diabetes mellitus on osseous healing. Clin Oral Implants Res. 21: 673-681.
  • Riben Grubström C, Norderyd O, André U, Renvert S. (2015) Treatment of peri-implant mucositis using a glycine powder air-polishing or ultrasonic device: a randomized clinical trial. J Clin Periodontol. 42: 462-469.
  • Roccuzzo M, Bonino F, Aglietta M, Dalmasso P. (2012) Ten-year results of a three arms prospective cohort study on implants in periodontally compromised patients. Part 2: clinical results. Clin Oral Implants Res. 23: 389-395.
  • Romanos G, Ko HH, Froum S, Tarnow D. (2009) The use of CO2 laser in the treatment of peri-implantitis. Photomed Laser Surg. 27: 381-386.
  • Romeo E, Ghisolfi M, Murgolo N, Chiapasco M, Lops D, Vogel G. (2005) Therapy of peri-implantitis with resective surgery. A 3-year clinical trial on rough screw-shaped oral implants. Part I: clinical outcome. Clin Oral Implants Res. 16 (1): 9-18.
  • Romeo E, Lops D, Chiapasco M, Ghisolfi M, Vogel G. (2007) Therapy of peri-implantitis with resective surgery. A 3-year clinical trial on rough screw-shaped oral implants. Part II: radiographic outcome. Clin Oral Impl Res. 18: 179-187.
  • Rompen E. (2013) The impact of the type and configuration of abutments and their (repeated) removal on the attachment level and marginal bone. Eur J Oral Implantol. 5 (4): 379.
  • Roos-Jansåker AM, Lindahl C, Renvert H, Renvert S. (2006) Nine- to fourteen-year follow-up of implant treatment. Part I: implant loss and associations to various factors. J Clin Periodontol. 33: 283-289.
  • Sahm N, Becker J, Santel T, Schwarz F. (2011) Non-surgical treatment of peri-implantitis using an air-abrasive device or mechanical debridement and local application of chlorhexidine: a prospective, randomized, controlled clinical study. J Clin Periodontol. 38: 872-878.
  • Sahrmann P, Ronay V, Sener B, Jung RE, Attin T, Schmidlin PR. (2013) Cleaning potential of glycine air-flow application in an in vitro peri-implantitis model. Clin Oral Implants Res. 24: 666-670.
  • Salvi GE, Ramseier CA. (2015) Efficacy of patient-administered mechanical and/or chemical plaque control protocols in the management of peri-implant mucositis. A systematic review. J Clin Periodontol. 42 (Suppl. 16): S187-S201.
  • Salvi GE, Zitzmann NU. (2014) The effects of anti-infective preventive measures on the occurrence of biologic implant complications and implant loss: A systematic review. Int J Oral Maxillofac Implants. (Suppl 29): 292-307.
  • Sanz M, Chapple IL. (2012) Clinical research on peri-implant diseases: consensus report of Working group 4. J Clin Periodontol. 39: 202-206.
  • Schär D, Ramseier CA, Eick S, Arweiler NB, Sculean A, Salvi GE. (2013) Anti-infective therapy of peri-implantitis with adjunctive local drug delivery or photodynamic therapy: six-month outcomes of a prospective randomized clinical trial. Clin Oral Impl Res. 24: 104-110.
  • Schenk G, Flemming TF, Betz T, Reuther J, Klaiber B. (1997) Controlled local delivery of tetracycline HC1 in the treatment of peri-implant mucosal hyperplasia and mucositis. Clin Oral Impl Res. 8: 427-433.
  • Schou S, Berglundh T, Lang NP. (2004) Surgical treatment of peri-implantitis. Int J Oral Maxillofac Implants. 19: 140-149.
  • Schou S, Holmstrup P, Stoltze K, Hjørting-Hansen E, Fiehn NE, Skovgaard LT. (2002) Probing around implants and teeth with healthy or inflamed peri-implant mucosa/gingiva. A histologic comparison in cynomolgus monkeys (Macaca fascicularis). Clin Oral Implants Res. 13: 113-126. – Schünemann H, Brożek J, Guyatt G (2013). GRADE Handbook.
  • Schwarz F, Becker K, Renvert S. (2015) Efficacy of air polishing for the non-surgical treatment of peri-implant diseases: a systematic review. J Clin Periodontol. 42: 951-959.
  • Schwarz F, Becker K, Sager M. (2015) Efficacy of professionally administered plaque removal with or without adjunctive measures for the treatment of peri-implant mucositis. A systematic review and meta-analysis. J Clin Periodontol. 42 (Suppl. 16): S202-S213.
  • Schwarz F, Bieling K, Bonsmann M, Latz T, Becker J. (2006) Nonsurgical treatment of moderate and advanced peri-implantitis lesions: a controlled clinical study. Clin Oral Invest. 10: 279-288.
  • Schwarz F, Bieling K, Nuesry E, Sculean A, Becker J. (2006) Clinical and histological healing pattern of peri-implantitis lesions following non-surgical treatment with an Er:YAG laser. Lasers in Surg and Med. 38 (7): 663-671.
  • Schwarz F, Hegewald A, John G, Sahm N, Becker J. (2013) Four-year follow-up of combined surgical therapy of advanced peri-implantitis evaluating two methods of surface decontamination. J Clin Periodonton. 40: 962-967.
  • Schwarz F, John G, Mainusch S, Sahm N, Becker J. (2012) Combined surgical therapy of peri-implantitis evaluating two methods of surface debridement and decontamination. A two-year clinical follow up report. J Clin Periodontol. 39: 789-797.
  • Schwarz F, Sahm N, Bieling K, Becker J. (2009) Surgical regenerative treatment of peri-implantitis lesions using a nanocrystalline hydroxyapatite or a natural bone mineral in combination with a collagen membrane: a four-year clinical follow-up report. J Clin Periodontol. 36: 807-814.
  • Schwarz F, Sahm N, Iglhaut G, Becker J. (2011) Impact of the method of surface debridement and decontamination on the clinical outcome following combined surgical therapy of peri-implantitis: a randomized controlled clinical study. J Clin Periodontol. 38 (3): 276-284.
  • Schwarz F, Schmuker A, Becker K. (2015) Efficacy of alternative or adjunctive measures to conventional treatment of peri-implant mucositis and peri-implantitis: a systematic review and meta-analysis. Int J Implant Dent. 1: 22.
  • Schwarz F, Sculean A, Bieling K, Ferrari D, Rothamel D, Becker J. (2008) Two-year clinical results following treatment of peri-implantitis lesions using a nanocristalline hydroxyapatite or a natural bone mineral in combination with a collagen membrane. J Clin Periodontol. 35: 80-87.
  • Schwarz F, Sculean A, Rothamel D, Schwenzer K, Georg T, Becker J. (2005) Clinical evaluation of an Er:YAG laser for nonsurgical treatment of peri-implantitis: a pilot study. Clin Oral Invest. 10: 279-288.
  • Serino G, Ström C. (2009) Peri-implantitis in partially edentulous patients: association with inadequate plaque control. Clin Oral Implants Res. 20: 169-174.
  • Shea BJ, Grimshaw JM, Wells GA, Boers M, Andersson N, Hamel C, Porter AC, Tugwell P, Moher D, Bouter LM. (2007) Development of AMSTAR: a measurement tool to assess the methodological quality of sys-tematic reviews. BMC Med Res Methodol. 15; 7:10. PMID: 17302989.
  • Shea BJ, Reeves BC, Wells G, Thuku M, Hamel C, Moran J, Moher D, Tugwell P, Welch V, Kristjansson E, Henry DA. (2017) AMSTAR 2: a critical appraisal tool for systematic reviews that include randomised or non-randomised studies of healthcare interventions, or both. BMJ. 21; 358: j4008.
  • Shibli JA, Gonzales Silverio K, Compagnoni Martins M, Marcantonio E, Rossa C (2003). Effect of air-powder system on titanium surface on fibroblast adhesion and morphology. Implant Dent. 12 (1): 81-86.
  • Shreenivasan PK, Vered Y, Zini A, Mann J, Kolog H, Steinberg D, Zambon J, Haraszthy VI, Silva MP da, De Visio W. (2011) A 6-month study of the effects of 0.3% triclosan/copolymer dentifrice on dental implants. J Clin Periodontol. 38, Issue 1: 33-42. x
  • Siddiqi A, Payne AG, De Silva RK, Duncan WJ. (2011) Titanium allergy: could it affect dental implant integration? Clin Oral Implants Res. 22: 673-680.
  • Stanford CM. (1999) Biomechanical and functional behavior of implants. Adv Dent Res. 13: 88-92.
  • Strietzel FP, Reichart PA, Kale A, Kulkarni M, Wegner B, Kuchler I. (2007) Smoking interferes with the prognosis of dental implant treatment: a systematic review and meta-analysis. J Clin Periodontol. 34: 523-544.
  • Strooker H, De Geus E, Van der Reijden WA, Laine ML, Van Winkelhoff AJ. (2010) Stress en parodontale gezondheid. Ned Tijdschr Tandheelkd. 117: 23-27.
  • Strooker H, Rohn S, Van Winkelhoff AJ. (1998) Clinical and microbiologic effects of chemical versus mechanical cleansing in professional supportive implant therapy. Int J Oral Maxillofac Implants. 13: 845-850.
  • Stübinger SI Henke J, Donath K, Deppe H. (2005) Bone regeneration after peri-implant care with the CO2 laser: a fluorescence microscopy study. Int J Oral Maxillofac Implants. 20 (2): 203-210.
  • Suárez-López del Amo F, Yu SH, Wang HL. Non-surgical therapy for peri-implant diseases: a systematic review. J Oral Maxillofac Res. 7 (3): e13.
  • Swierkot K, Brusius M, Leismann D, Nonnenmacher C, Nüsing R, Lubbe D, Schade-Brittinger C, Mengel R. (2013) Manual versus sonic-powered toothbrushing for plaque reduction in patients with dental implants: an explanatory randomised controlled trial. Eur J Oral Implants. 6 issue 2: 133-144.
  • Tang Z, Cao C, Sha Y, Lin Y, Wang X. (2002) Effects of non-surgical treatment modalities on peri-implantitis. Chin J Stomat. 37 (3): 173-175.
  • Tastepe CS, Van Waas R, Liu Y, Wismeijer D. (2012) Air powder abrasive treatment as an implant surface cleaning method: a literature review. Int J Oral Maxillofac Implants. 27: 1461-1473.
  • Tawse-Smith A, Duncan WJ, Payne AGT, Thomson WM, Wennström JL. (2002) Relative effectiveness of powered and manual toothbrushes in elderly patients with implant-supported mandibular overdentures. J Clin Periodontol. 29, Issue 4: 275-280.
  • Thone-Mühling M, Swierkot K, Nonnenmacher C, Mutters R, Flores-de-Jacoby L, Mengel R. (2010) Comparison of two full-mouthapproaches in the treatment ofperi-implant mucositis: a pilot study. Clin Oral Impl Res. 21: 504-512.Truhlar RS, Morris HF, Shigeru O. (2000) The efficacy of a counter-rotational powered toothbrush in the maintenance of endosseous dental implants. JADA. 131: 101-107.
  • Ungvári K, Pelsöczi I, Kormos B, Oskó A, Rakonczay Z, Kemény L, Radnai M, Nagy K, Fazekas A, Turzó K. (2010) Effects on titanium implant surfaces of chemical agents used for the treatment of peri-implantitis. J Biomed Mat Res. 94B (1): 222-229.
  • Van der Weijden GA, Van Bemmel KM, Renvert S. (2005) Implant therapy in partially edentulous, periodontally compromised patients: a review. J Clin Periodontol. 32: 506-511.
  • Van Winkelhoff AJ. (2012) Antibiotics in the treatment of peri-implantitis. Eur J Oral Implantol. 5: 43-50.
  • Wohlfahrt JC, Lyngstadaas SP, Rønold HJ, Saxegaard E, Ellingson JE, Karlsson S, Aass AM. (2012) Porous titanium granules in the surgical treatment of peri-implant osseous defects: A randomized clinical trial. Int J Oral Maxillofax Impl. 27 (2): 401-410.
  • Wolff L, Kim A, Nunn M, Bakdans B, Hinrichs J. (1998) Effectiveness of a sonic toothbrush in maintenance of dental implants. J Clin Periodontol. 25, Issue 10: 821-828.
  • Yan M, Liu M, Wang M, Yin F, Xia H. (2014) The effects of Er:YAG on the treatment of peri-implantitis: a meta-analysis of randomized controlled trials. Lasers Med Sci. 30:1843–1853.
  • Zitzmann NU, Berglundh T. (2008) Definition and prevalence of peri-implant diseases. J Clin Periodontol. 35: 286-291.
  • Zitzmann NU, Berglundh T, Marinello CP, Lindhe J. (2001) Experimental peri-implant mucositis in man. J Clin Periodontol. 28: 517-523.

Disclaimer

+

De informatie op deze site wordt door ons met zorg samengesteld en gecontroleerd. Desalniettemin is het mogelijk dat deze onvolledig is en/of onjuistheden bevat.
Het KIMO sluit alle aansprakelijkheid uit voor enigerlei directe of indirecte schade, van welke aard dan ook, die voortvloeit uit:

  • het bezoek aan hetkimo.nl
  • het gebruik van hetkimo.nl
  • de door hem op hetkimo.nl aangeboden diensten
  • de informatie die via hetkimo.nl is verkregen.

Copyright

Het KIMO is een geregistreerde handelsnaam en een geregistreerd beeldmerk van Vereniging Kennisinstituut Mondzorg.
Vereniging Kennisinstituut Mondzorg is houder van de auteurs- en databankrechten op alle onderdelen van deze site, zoals teksten, illustraties, lay-out, data en techniek. Zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van Vereniging Kennisinstituut Mondzorg is verveelvoudigen, openbaar maken, opvragen en/of hergebruiken, anders dan voor eigen gebruik overeenkomstig de gebruiksvoorwaarden van Vereniging Kennisinstituut Mondzorg, niet toegestaan.

© Vereniging Kennisinstituut Mondzorg, 2018

Klinische praktijkrichtlijnen en indicatoren

Het KIMO ontwikkelt klinische praktijkrichtlijnen voor de mondzorgverlener en patiënten. Voor het interne kwaliteitsbeleid van de mondzorgpraktijk bevatten deze praktijkrichtlijnen  indicatoren voor het professioneel handelen. Zij zijn te gebruiken voor spiegelinformatie; benchmarking kan daarbij een hulpmiddel zijn. Ook kan de praktijk deze informatie gebruiken om transparant te zijn over de processen en uitkomsten van de zorg die de praktijk verleent. De gegevens kunnen dan voorzien worden van de benodigde context om tot een betekenisvolle interpretatie te komen. De gegevens kunnen worden gebruikt als onderlegger voor een gesprek met een zorgverzekeraar.