Indicatiestelling Antibioticumgebruik in de mondzorg
- Inleiding
- Algemene principes van rationeel antibioticumgebruik
- Uitgangsvraag 1Implantologie
- Uitgangsvraag 2Endodontologie
- Uitgangsvraag 3Derde molaar
- Uitgangsvraag 4Parodontitis
- Uitgangsvraag 5Peri-implantitis
- Uitgangsvraag 6Periapicaal granuloom/parodontitis apicalis
- Uitgangsvraag 7Dentogene infecties en/of abces
- Uitgangsvraag 8Preventie van MRONJ – patiënten met botafbraakremmende medicatie of angiogeneseremmers
Algemene principes van rationeel antibioticumgebruik
Achtergrond
+Bij het voorschrijven van geneesmiddelen dienen de voordelen afgewogen te worden tegen de nadelen. In het bijzonder geldt dit voor het voorschrijven van een antibioticum. Dit hoofdstuk beschrijft algemeen geldende principes voor antibioticumgebruik in de mondzorg. Het hoofdstuk dient als achtergrondinformatie bij de inhoudelijke modules van de Klinische praktijkrichtlijn ‘Indicatiestelling antibioticumgebruik in de mondzorg’.
Overwegingen bij het voorschrijven van een antibioticum
+Antimicrobiële middelen zijn geneesmiddelen die tot doel hebben om microbiële pathologie te bestrijden. In de extramurale mondzorg worden per jaar ongeveer 1 miljoen recepten voorgeschreven in Nederland. Ongeveer 40% daarvan betreft een antibioticum (met name amoxicilline en in mindere mate macroliden zoals azitromycine). Tandartsen en MKA-chirurgen schreven in 2019 365.000 keer een penicilline (vooral amoxicilline) voor; ongeveer 250.000 van deze recepten werden door tandartsen voorgeschreven.(1) Het proces van de keuze van het juiste antibioticum is complex waarbij er rekening dient te worden gehouden met diverse factoren. Als eerste dient de vraag gesteld te worden of een antibioticum geïndiceerd is. Als dit het geval is, dan is de keuze voor een antibioticum niet alleen afhankelijk van de te verwachten (of gevonden) micro-organismen met hun bijbehorend gevoeligheidspatroon, maar ook afhankelijk van patiëntfactoren (bijv. overgevoeligheden, nierfunctie etc.) alsmede karakteristieken van het antibioticum. Eveneens dient het gebruikte antibioticum zo smal mogelijk te zijn om de eigen microbiota zo min mogelijk te verstoren. Het samenspel van een antibioticum, gastheer, pathogene en commensale micro-organismen wordt getoond in figuur 1.
Figuur 1. Interactie tussen antibioticum, gastheer en pathogene en commensale micro-organismen [bewerking van Pulcini et al, 2013(35)]
Criteria die de keuze voor een antibioticum bepalen:
- Het antibioticum dient werkzaam te zijn tegen de te verwachten pathogenen;
- Het antibioticum dient een voldoende concentratie te bereiken op de plek van infectie. Ter plaatste dient gedurende voldoende tijd een adequate spiegel aanwezig te zijn;
- Het antibiotisch spectrum dient zo smal mogelijk te zijn;
- De toedieningsvorm dient geschikt te zijn voor het gekozen antibioticum (bijv. sommige antibiotica kunnen alleen parenteraal worden toegediend);
- Uit de antibiotica die in aanmerking komen, dient een middel met de minste toxiciteit te worden geselecteerd;
- Als verschillende antibiotica voor toediening in aanmerking komen, dan dient het middel met de minste kosten te worden geselecteerd.
Antibiotica worden in de mondzorg frequent en niet altijd volgens de juiste indicatie voorgeschreven,(1, 3, 36) hetgeen antimicrobiële resistentieproblematiek in de hand kan werken. Hierbij valt te denken aan: verkeerde indicatie (bijv. behandeling van een virale infectie van de bovenste luchtwegen), verkeerde keuze van een antibioticum (bijv. voorschrijven van een antibioticum dat niet de te verwachten bacterie bestrijdt of een dubbele anaerobe dekking bij combinatietherapie), te lage dosering (bijv. als de behandelaar kiest voor een lagere dosering om bijwerkingen te voorkomen), inadequate duur van therapie (bijv. te kort of juist te lang). Tevens kunnen zorgverleners een antibioticum voorschrijven uit angst voor therapiefalen of een gebrek aan kennis. (37, 38, 39) Het is de ervaring van de ROC-leden dat ook verwachtingen van de patiënt (bijv. voorschrijven van een antibioticum bij pulpitis-achtige klachten) een rol kunnen spelen.
Dit alles kan bijdragen aan antibiotische resistentieproblematiek en consequenties hebben voor de gezondheidszorg. Data van het European Antimicrobial Resistance Surveillance Network (EARS-Net) uit 2015 laten zien dat er in Europa circa 671.689 infecties (95% BI: 583.148 – 763.966) waren met resistente bacteriën en dat deze infecties leidden tot circa 874.541 (95% BI: 768.837 – 989.068) voor invaliditeit gecorrigeerde levensjaren (DALYs) en 33.110 (95% BI: 28.480 – 38.430) sterfgevallen in 2015 veroorzaakten.(40)
Indicatie voor antibiotica
+Bij het bepalen van de indicatie voor een antibiotische behandeling is het stellen van een diagnose en indicatie de belangrijkste stap. Een antibioticum kan om een aantal redenen gebruikt worden: profylaxe, empirische therapie of gerichte therapie (‘targeted treatment’).
Profylaxe
+Antibiotische profylaxe kan gegeven worden om het risico op postoperatieve infecties te verkleinen. Bij het voorschrijven van profylaxe dient dit voordeel afgewogen te worden tegen de mogelijke nadelen. Hierbij valt te denken aan bijwerkingen en de ontwikkeling van resistentie. Voor verdere achtergrond over profylaxe verwijzen wij naar de landelijke SWAB (Stichting Werkgroep Antibiotica Beleid) richtlijn ‘Perioperatieve profylaxe’.
Indien profylaxe wordt gegeven, dan dient het antibioticum werkzaam te zijn tegen de meest voorkomende verwekkers van een postoperatieve wondinfectie. Bij het voorschrijven van profylaxe is het van belang dat er tijdens de start van de chirurgische ingreep een adequate antibiotische weefselspiegel wordt bereikt. Om deze reden dienen de meeste antibiotica 60 minuten voor de ingreep gegeven te worden. Als de ingreep langer duurt dan tweemaal de halfwaardetijd van het gebruikte antibioticum, dan zal deze opnieuw toegediend moeten worden. Dit om een adequate weefselspiegel tot het einde van de ingreep, het sluiten van de wond, te kunnen garanderen. Voor het aansluitend continueren van de antibiotica (‘extended profylaxe’ of ook wel verlengde profylaxe genoemd) is over het algemeen geen indicatie. Uit onderzoek binnen de chirurgie/geneeskunde in het algemeen blijkt dat dit niet effectiever is, juist tot onnodige bijwerkingen leidt en de resistentie-ontwikkeling bevordert.(41, 42, 43, 44, 45) De ROC acht de resultaten van dit onderzoek ook toepasbaar in de tandheelkunde.
Empirische therapie
+Empirische therapie is een therapie die gericht is tegen de te verwachten pathogenen. In de mondzorg zal deze manier van gebruik van een antibioticum het vaakst voorkomen. De empirische therapie houdt rekening met de te verwachten verwekkers (in de mondholte zijn dit vaak streptokokken en verschillende anaerobe bacteriën) en hun gevoeligheid voor het antibioticum. Lokale regionale antimicrobiële surveillancedata (het vóórkomen van, en trends in, antimicrobiële resistentie bij pathogenen) zijn van belang om deze inschatting te kunnen maken.
Empirische antibiotische therapie betreft vaak het gebruik van breedspectrumantibiotica. De breedte van het antibiotische regime dient gemaakt te worden op de klinische ruimte die men heeft. Centraal hierbij staat de vraag hoe ziek de patiënt is en in welke mate het acceptabel is dat het gekozen antibiotische regime niet dekkend is (bijv. is er sprake van een ander pathogeen of is het te verwachten micro-organisme resistent voor het empirisch beleid). Bij een septische patiënt is er bijvoorbeeld minder ruimte dan bij een patiënt met een cellulitis zonder koorts.
De laatste jaren wordt er een toename van resistentie bij micro-organismen gezien. Dit kan worden toegeschreven aan factoren als het eerder gebruik van antibiotica, reizen naar een gebied waar veel antibioticaresistentie voorkomt, of een recente opname in ziekenhuizen. In het laatste voorbeeld kan er uitselectie van een resistente bacterie door behandeling met een antibioticum hebben plaatsgevonden (zie figuur 2); of de patiënt is gekoloniseerd geraakt met een resistente bacterie die in het ziekenhuis voor komt (‘ziekenhuisbacterie’)).
Gerichte antibiotische behandeling (‘targeted approach’)
+Dit betreft therapie die aangepast is aan een gevonden verwekker. Het uitgangspunt binnen de targeted approach is dat voorafgaande aan start van de empirische antibiotische therapie microbiologisch onderzoek wordt verricht zodat de therapie zo spoedig mogelijk aangepast kan worden. Vragen die daarbij gesteld kunnen worden zijn: is het gevonden micro-organisme ook daadwerkelijk de verwachte verwekker? Kunnen er nog meerdere micro-organismen bij betrokken zijn? Hoe kan op basis van het resistentiepatroon van de verwekker versmald worden naar een gerichte, therapie? In de eerste lijn is het bij veel infecties in eerste instantie niet geïndiceerd, omdat er een veel lagere kans op resistente pathogenen is. Bovendien wordt het empirisch antibiotisch beleid vastgesteld (en regelmatig geëvalueerd) op basis van surveillancedata. Verder is bij sommige ziektebeelden de afname van materiaal voor microbiologisch onderzoek van het aangedane gebied lastig.
Therapeutisch effect ter plaatse van de infectie
+Om effectief te kunnen zijn dient een adequate antibiotische concentratie op de plek van de infectie te worden bereikt. Over het algemeen is dit in de mondholte geen groot probleem. Echter zijn er wel enkele situaties waarbij men zich bedacht moet zijn van het risico op therapiefalen. Zo bestaat bij een (groot) abces de mogelijkheid dat het antibioticum onvoldoende in het abces kan penetreren, hetgeen kan resulteren in falen van de behandeling. Het antibioticum onderdrukt het ziekteproces maar is onvoldoende in staat om het abces op te ruimen.
Een andere mogelijkheid voor falen van de behandeling is dat de empirische antibiotische keuze niet aansluit bij de microbiële verwekker(s) en hun antibiotische gevoeligheid. In de praktijk dient bij therapiefalen – indien mogelijk – microbiologisch onderzoek uitgevoerd te worden om de bacteriële verwekker(s) en hun antibiotische gevoeligheid in kaart te brengen. De antibiotische therapie kan daarna gericht versmald worden op basis van de resultaten van dit onderzoek. In de eerstelijns mondzorgpraktijk is de logistiek rondom microbiologisch onderzoek meestal niet ingericht, in de tweede lijn wel.
Ook zijn niet alle tandheelkundige infecties hetzelfde. Bij parodontitis en peri-implantitis is er sprake van de aanwezigheid van een biofilm. Dit is een driedimensionale structuur van bacteriën die zich in een polysacchariden-matrix bevinden. Hierdoor kan een antibioticum minder goed doordringen. In vitro- en in vivo-experimenten tonen aan dat de minimale concentratie van een antibioticum om werkzaam te kunnen zijn, vele malen hoger ligt dan bij bijvoorbeeld een ‘standaard’ weke delen-infectie. Tevens bevinden bacteriën in zo’n biofilm zich in een status van verminderde metabole activiteit en delen daardoor langzamer.(46, 47, 48) De activiteit van bepaalde antibiotica die bijvoorbeeld specifiek werkzaam zijn tegen actief delende bacteriën is daardoor beperkt. Biofilminfecties zijn dan ook lastiger te behandelen infecties.
Het ontstaan van resistentie
+Behalve dat sommige bacteriën al van nature (intrinsiek) resistent zijn voor bepaalde antibiotica kan resistentie zich ook ontwikkelen. Dit is op verschillende manieren mogelijk: resistentie kan ontstaan door een chromosomale mutatie bij een specifieke bacterie, of doordat een bacterie genetisch materiaal uit de omgeving opneemt. Bacteriën kunnen bijvoorbeeld in een biofilm genetisch materiaal uitwisselen en daardoor resistentie verwerven. Klinische relevantie hiervan ontstaat echter vooral bij uitselectie van deze resistente stammen. Doordat een bacteriële populatie aan een antibioticum wordt blootgesteld, zullen gevoelige bacteriële stammen worden geëlimineerd, en worden resistente stammen tijdens het antibioticumgebruik in de gelegenheid gesteld om zich te vermenigvuldigen en verder te prolifereren. Dit resulteert in een populatie die met name bestaat uit resistente stammen (figuur 2.) Hoe smaller het spectrum van een voorgeschreven antibioticum, hoe kleiner de kans op het ontwikkelen, en uitgroeien van dergelijke resistente populaties. Bij gerichte therapie kan hierop geanticipeerd worden door het antibioticum aan te passen aan het resistentiepatroon van de verwekker. Het is belangrijk te beseffen dat dit principe van selectie zich niet alleen op de plaats van infectie afspeelt maar overal waar microbiota blootgesteld worden aan het antibioticum. Orale antibiotica hebben daarom (negatieve) effecten ver buiten het gebied waar de infectie zich bevindt. In dit opzicht is de topicale toepassing van een antibioticum gunstiger. Er treedt elders in het lichaam geen selectie van resistentie stammen op. Daarnaast is er een kleinere kans op systemische bijwerkingen.
De selectie van resistente populaties is niet alleen van belang voor de individuele patiënt (bijv. wanneer een patiënt in de toekomst antibiotisch behandeld zal moeten worden voor een infectie) maar ook voor de samenleving. Een patiënt die gekoloniseerd is met een resistente bacteriële stam kan deze ook in zorginstellingen, vaak via de handen van zorgmedewerkers, overdragen aan andere patiënten. Dit is een reden waarom naast het voorkomen van resistentie, ook infectiepreventiemaatregelen van groot belang zijn. Patiënten die gekoloniseerd raken met resistente micro-organismen hebben een hogere kans op een nadelig beloop van de infectie met complicaties.
De selectie van resistente stammen is ook afhankelijk van het type microbiota waarin de initiële resistente stam zich bevindt. Zo blijkt uit onderzoek dat de orale microbiota zich na antibiotische blootstelling relatief snel herstelt. De microbiota van de darm daarentegen herstelt zich veel minder voorspoedig en zelfs 12 maanden na de antibiotische toediening kunnen er nog resistentiegenen in de feces worden gevonden.(49) Via de ontlasting kunnen resistente stammen ook in het milieu terecht komen, hetgeen resulteert in verdere verspreiding.
Ook kan antibioticumgebruik leiden tot een (langdurige) disbalans van de microbiota (dysbiose) in de tractus gastro-intestinalis. Dit kan resulteren in pathologie (bijv. Clostridioides difficile infectie). Zo is het gebruik van clindamycine meer geassocieerd met overgroei van Clostridioides difficile dan smalspectrum penicillines. Daarnaast geldt dat hoe langer een antibioticum wordt gebruikt, hoe groter dit risico is. Toxinen van Clostridioides difficile kunnen diarree veroorzaken en in sommige gevallen resulteren in een (levensbedreigende) pseudomembraneuze colitis.
Figuur 2. Schematische weergave van het ontstaan van antibioticumresistentie door natuurlijke selectie. In dit voorbeeld is het startpunt een grote bacteriepopulatie die voornamelijk bestaat uit bacteriën die gevoelig zijn voor het antibioticum en een aantal bacteriën die hier toevallig resistent tegen zijn. Na blootstelling aan het antibioticum zullen de meeste gevoelige antibiotica gedood worden. Doordat de kolonisatieweerstand minder wordt en er ruimte ontstaat om uit te groeien, zal het aandeel van de resistente stammen in de populatie toenemen. Het eindresultaat zal een populatie zijn die voornamelijk bestaat uit resistente bacteriën (Figuur overgenomen van website met toestemming van de ReAct group (50)).
Toxiciteit en allergieën
+Het antibioticum van voorkeur dient zo weinig mogelijk toxisch te zijn voor de patiënt. Na toediening kan een patiënt klachten als misselijkheid, hoofdpijn of diarree ontwikkelen. Het is van belang om te benadrukken dat het hierbij gaat om bijwerkingen en niet over mogelijke allergieën. In een systematische review over het voorschrijven van antibioticaprofylaxe bij onder andere ingrepen in de mondzorg bleek dat verlengde profylaxe, in vergelijking met eenmalige profylaxe, vaker gepaard gaat met bijwerkingen.(42)
Bij allergieën gaat het om een overgevoeligheidsreactie die door antibiotische blootstelling wordt uitgelokt en resulteert in een immunologische reactie. Voor de mondzorg zijn er twee relevante allergische reacties die onderscheiden kunnen worden: de vroege reactie (treedt binnen zes uur op) en de late reactie (kan binnen zes uur optreden, maar meestal na twee tot vijf dagen). De vroege reactie is vaak immunoglobuline E (IgE) gemedieerd en kan urticaria, angio-oedeem en soms anafylaxie veroorzaken. (5) De late reactie betreft vaak een maculopapulaire rash en is T-cel gemedieerd. Hierbij gaat het maar zelden om ernstige cutane reacties.
Ongeveer 10% van alle in het ziekenhuis opgenomen patiënten rapporteert een ‘antibiotica allergie’. Echter maar bij maximaal 10% van deze gerapporteerde 10% is er sprake van een reële allergie. Dit heeft gevolgen voor de patiënt: er wordt meer breedspectrumantibiotica voorgeschreven of er wordt uitgeweken naar een minder effectief middel met mogelijk meer bijwerkingen. In de praktijk blijkt dat wanneer er eenmaal een antibiotische overgevoeligheid in het dossier van de patiënt staat vermeld, deze vaak langdurig gerapporteerd blijft. In het kader van antimicrobial stewardship (zie volgende paragraaf) is het van belang om niet reële overgevoeligheden te identificeren en uit het dossier te verwijderen. Vaak kan dit met een gerichte anamnese. Soms is een consult van een allergoloog nodig (5). Dit komt de patiëntenzorg ten goede. Praktische handvatten voor het omgaan met knelpunten rondom antibiotica-allergie zijn uitgewerkt in de SWAB-richtlijn ‘Aanpak bij vermoeden van antibiotica allergie’.
Antimicrobial stewardship
+Sinds enkele jaren wordt antimicrobial stewardship veel toegepast in de Nederlandse ziekenhuizen. Door middel van de antimicrobial stewardship programs (ASP) wordt doelmatig en passend gebruik van antibiotica bevorderd. Hierbij wordt een balans gezocht tussen de optimale behandeling voor de individuele patiënt (succes van therapie en weinig toxiciteit) en de potentiële negatieve effecten (ontwikkelen van antimicrobiële resistentie) voor toekomstige patiënten respectievelijk de samenleving. Antimicrobial stewardship wordt ook wel omschreven als een serie maatregelen die ervoor zorgt dat dat effectieve antibiotische therapie behouden blijft voor de personen die dat in de toekomst nodig hebben.
Een doelstelling daarbij is om de antibiotische therapie voor de individuele patiënt te optimaliseren. Hierbij valt te denken aan het starten van het juiste empirische antibioticum, bacteriologisch onderzoek voorafgaand aan start van therapie, evaluatie van de juiste indicatie, tijdig overgaan van intraveneuze naar orale therapie, de juiste behandelduur vaststellen en het ‘ontlabelen’ van niet-reële overgevoeligheden. Om dit alles te kunnen bereiken is het noodzakelijk dat nationale en ook lokale richtlijnen aanwezig zijn als de norm.
Verder is ook lokale en nationale surveillance van antimicrobiële resistentie (in welke mate resistentie voor bepaalde antibiotica bij specifieke bacteriën voorkomt; en hoe deze zich in de tijd ontwikkelt) van groot belang. Hierbij wordt bijv. jaarlijks de antimicrobiële gevoeligheid in kaart gebracht. Deze cijfers zijn beslissend voor de lokale keuze voor de empirische antibiotische therapie.
Omdat de meeste antibiotica (80%) in de Nederlandse gezondheidszorg in de eerste lijn (inclusief mondzorg) worden voorgeschreven, heeft de eerste lijn een sleutelpositie in het voorkómen van antibioticumresistentie.(51) Een voorbeeld van een specifieke stewardshipinterventie in de huisartsenpraktijk is het geven van spiegelinformatie aan de huisartsen. Data over antibioticumgebruik gekoppeld aan indicatie worden via het Farmacotherapeutische overleggen (FTO) in groepsverband in aanwezigheid van een apotheker en veelal arts-microbioloog, teruggekoppeld aan huisartsen. De regionale resistentiecijfers worden hierbij in ogenschouw genomen en er wordt gekeken of het antibiotisch voorschrijfgedrag hierbij aansluit. Dergelijke bijeenkomsten hebben geregeld een thematisch karakter en zijn vaak gebaseerd op recent (herziene) richtlijnen. Deze werkwijze is relevant voor het stimuleren van het doelmatig voorschrijven van antibiotica. Het blijkt dat er tussen huisartsen grote verschillen bestaan in het voorschrijfvolume van antibiotica. Ook in de mondzorg wordt internationaal de urgentie van antimicrobial stewardship en het terugdringen van onnodig gebruik van antibiotica gezien.(52, 53)
Richtlijn samenvatting
Richtlijn samenvatting
Antibioticumgebruik
Algemene Informatie
+Waar gaat de richtlijn over?
- Algemene principes van rationeel antibioticumgebruik.
- Indicaties voor antibioticaprofylaxe.
- Indicaties voor therapeutisch antibioticumgebruik.
- Preventie van medicatie gerelateerde osteonecrose van de kaak (MRONJ).
Aanleiding
- Behoefte vanuit mondzorgprofessionals (peiling KIMO, 2019).
- Veel gebruik (365.000 voorschriften in 2018) zónder evidence-based richtlijn.
- Onzekerheid over ten onrechte voorschrijven of nalaten.
- WHO roept op tot verantwoord gebruik van antibiotica.
- Ontstaan antimicrobiële resistentie.
- Principes van antimicrobial stewardship nog niet (volledig) geïmplementeerd in de
mondzorg. - Initiatief en financiering vanuit jaarplan en meerjarenbegroting KIMO.
Doel
- Tandartsen en tandarts-specialisten (en mondhygiënisten) van aanbevelingen te
voorzien over profylactisch en therapeutisch antibioticagebruik, zodat onnodig
gebruik van antibiotica wordt voorkómen en aangegeven wordt wanneer een antibioticum
wél geïndiceerd is.
Doelgroep (zorgprofessionals)
- Tandartsen en tandarts-specialisten.
- Indirect: mondhygiënisten, ondanks ontbreken voorschrijfbevoegdheid.
- De richtlijn kan ook gebruikt worden door andere (mond)zorgverleners.
Doelpopulatie (patiënten)
Patiënten die een:
- Implantologische behandeling en/of peri-implantologische chirurgie ondergaan;
- Endodontische behandeling ondergaan;
- Operatieve verwijdering van de verstandskiezen ondergaan.
Patiënten met:
- Parodontitis;
- Peri-implantitis;
- Periapicaal granuloom/parodontitis apicalis;
- Een dentogene infectie en/of abces.
Verwijzing naar richtlijnen:
- Endocarditisprofylaxe;
- Antibioticumbeleid bij mensen met een gewrichtsprothese;
- Klinische zorg (onder algehele anesthesie en/of opname) valt buiten het bestek van
de richtlijn; - Behandeling van kinderen valt binnen deze richtlijn, maar voor doseringsadviezen
wordt verwezen naar het Kinderformularium.
Algemene principes
+Criteria die de keuze voor een antibioticum (AB) bepalen
- AB werkzaam tegen de te verwachten pathogenen.
- Voldoende concentratie op plek van infectie, en ter plaatse voldoende tijd een
adequate spiegel. - AB spectrum zo smal mogelijk houden.
- Toedieningsvorm geschikt voor gekozen AB.
- Bij keuze uit meerdere geschikte AB:
- Kies middel met minste toxiciteit.
- Kies middel met minste kosten.
Ontstaan van resistentie
- Door chromosomale mutatie bij een bacterie of door opnemen genetisch materiaal
uit omgeving (bijv. uitwisseling genetisch materiaal in biofilm). - Selectie resistente stammen:
- Blootstelling aan AB: eliminatie gevoelige bacteriën;
- Resistente stammen vermenigvuldigen > populatie resistente stammen.
- Smalspectrum AB: kleinere kans ontwikkelen en uitgroeien resistente populaties.
- Resistentie geldt niet alleen op plaats infectie, maar overal in microbiota.
Resistentie
- Resistentie is niet alleen van belang voor individu, maar ook voor de samenleving.
- Orale microbiota herstelt relatief snel na AB-behandeling.
- Maar: in de darm kunnen tot 12 maanden na AB-behandeling nog resistentiegenen
in feces worden gevonden. - Langdurige disbalans in tractus gastro-intestinalis kan leiden tot pathologie (bijv.
levensbedreigende colitis):- Groter risico bij breedspectrum AB;
- Groter risico bij langduriger gebruik AB.
Toxiciteit en allergieën
- Bijwerkingen:
- Bijvoorbeeld: misselijkheid, hoofdpijn, diarree;
- Langer gebruik (bijv. ook extended profylaxe) > meer bijwerkingen;
- Let op: een bijwerking is niet hetzelfde als een allergie!
- Allergieën:
- Vroege reactie (<6 uur): urticaria, angio-oedeem, (soms) anafylaxie;
- Late reactie (meestal 2-5 dagen): rash, zelden ernstig;
- 10% opgenomen patiënten rapporteert ‘AB-allergie’, maar <10% van hen hééft reële allergie > identificeer niet reële overgevoeligheid met gerichte anamnese.
Antimicrobial stewardship
- Veel toegepast in Nederlandse ziekenhuizen.
- Balans tussen optimale behandeling individuele patiënt (succes therapie en weinig
toxiciteit) en potentiële negatieve effecten (ontwikkelen antimicrobiële resistentie)
voor toekomstige patiënten en samenleving. - Maatregelen om effectieve antibiotische therapie te behouden voor de toekomst,
bijvoorbeeld:- Starten juiste empirische AB, microbiologisch onderzoek voor start, evaluatie juiste indicatie, overgaan van i.v. naar orale AB, juiste behandelduur, ‘ontlabelen’ niet-reële overgevoeligheden;
- Lokale en nationale surveillance antimicrobiële resistentie.
- Urgentie wordt internationaal gezien voor de mondzorg.
- In mondzorg in Nederland nog geen gemeengoed.
Aanbevelingen
+3.1 Antibioticaprofylaxe – implantologie
UITGANGSVRAAG 1
Is antibioticaprofylaxe geïndiceerd bij implantologische behandelingen?
Aanbevelingen implantologie
Bespreek de voor- en nadelen van antibioticaprofylaxe met de patiënt om gezamenlijk
tot een risico-afweging te komen.
Overweeg antibioticaprofylaxe te geven bij:
- Botaugmentatie zonder plaatsing van implantaten (pre-implantologische chirurgie);
- Botaugmentatie in combinatie met plaatsing van implantaten (sinusbodemelevatie, geleide botregeneratie, immediate placement procedures);
- Plaatsing implantaten na eerder implantaatfalen;
- Een situatie waarin implantaatfalen kan leiden tot een slechte nieuwe klinische uitgangssituatie (van mucosa en/of bot);
- Aanwezigheid van risicofactoren die van invloed kunnen zijn op de wondgenezing
(zoals diabetes mellitus).
Wees terughoudend met antibioticaprofylaxe bij:
- Plaatsen van implantaten zonder aanvullende risicofactoren en zonder
aanvullende botaugmentatie; - Wekedelenchirurgie;
- Ridge preservation met gebruik van alleen botsubstituut.
Indien antibioticaprofylaxe wordt voorgeschreven, wordt een eenmalige dosis amoxicilline 2 gram 30-60 minuten voor de ingreep aanbevolen. Bij allergie voor amoxicilline kan eenmalig 600 mg clindamycine gegeven worden. Er is geen indicatie voor verlengde (extended) antibioticaprofylaxe.
3.2 Antibioticaprofylaxe – endodontologie
UITGANGSVRAAG 2
Is antibioticaprofylaxe geïndiceerd bij endodontische ingrepen?
Aanbevelingen endodontologie
Wees terughoudend met antibioticaprofylaxe bij endodontische behandelingen.
3.3 Antibioticaprofylaxe – derde molaar
Aanbevelingen endodontologie
Zie de KIMO-praktijkrichtlijn derde molaar
Ga naar de website
3.4 Therapeutisch antibioticumgebruik – parodontitis
UITGANGSVRAAG 4
Is therapeutisch antibioticumgebruik geïndiceerd bij de behandeling van parodontitis?
Aanbevelingen endodontologie
Routinematig voorschrijven van antibiotica voor de behandeling van parodontitis is niet
geïndiceerd.
Uitsluitend als onderdeel van een uitgebreidere behandeling waaronder supra- en subgingivale reiniging en professionele mondreiniging, na bespreken van voor- en nadelen
van antibioticumgebruik met de patiënt en bij een goed gemotiveerde patiënt, kan aanvullende behandeling met een antibioticum in specifieke situaties overwogen worden,
zoals bij:
- Patiënten met gegeneraliseerde parodontitis, gevorderd tot vergevorderd snel progressief (stadium III/IV graad C) met een relatief plaque- en tandsteenvrije mond;
- Patiënten met een gedocumenteerde snelle progressie van botafbraak vanwege
parodontitis; - Patiënten met necrotiserende parodontale aandoeningen met systemische symptomen.
In verband met antimicrobial stewardship heeft een monokuur de voorkeur boven een
combikuur. Daarom is – als besloten wordt tot antibiotische behandeling – metronidazol
(7 dagen 3 dd 500 mg) het eerste middel van keuze.
1. Bij complexe situaties:
- Patiënten met goede zelfzorg en een slechte respons op een goed uitgevoerde
parodontale behandeling; - Jonge patiënten (<21 jaar) bij wie de parodontale afbraak bij voornamelijk de molaren en incisieven voorkomt (molaar/incisief patroon);
- Patiënten met een acute vorm van parodontitis geassocieerd met systemische
symptomen zoals koorts en algehele malaise die niet met een reguliere parodontale
behandeling behandeld kunnen worden kan een combinatie van amoxicilline en metronidazol (7 dagen 3 dd 500 mg + 3 dd 500 mg) worden overwogen. In een
dergelijk geval dienen uitdrukkelijk de verhoogde kans op het optreden van resistentie en bijwerkingen in de keuze te worden betrokken.
Op basis van het ontbreken van wetenschappelijk bewijs rondom de inzet en interpretatie van parodontaal microbiologisch onderzoek, acht de richtlijnontwikkelcommissie het geoorloofd om microbiologisch onderzoek achterwege te laten. Microbiologisch onderzoek is echter in de geneeskunde gebruikelijk na falen van de initiële antibiotische behandeling. Daarom wordt er ervan uitgegaan dat er een landelijke surveillance naar het voorkomen van resistentie bij paropathogenen wordt opgezet, zoals dat ook gebruikelijk is in de geneeskunde en binnen antimicrobial stewardship
Overleg met de behandelend specialist bij:
- Patiënten met status na radiotherapie in het hoofd-halsgebied;
- Immuungecompromiteerde patiënten (niet nader gedefinieerd);
- Patiënten met een verhoogd risico op Medication Related Osteonecrosis of the Jaw
(MRONJ); - Patiënten voor wie endocarditisprofylaxe geïndiceerd is.
Ga naar de website
3.5 Therapeutisch antibioticumgebruik – peri-implantitis
Aanbevelingen endodontologie
Zie KIMO-praktijkrichtlijn peri-implantaire infecties.
Ga naar de website
3.6 Therapeutisch antibioticumgebruik – periapicaal granuloom / parodontitis apicalis
UITGANGSVRAAG 6
Is therapeutisch antibioticumgebruik geïndiceerd bij de behandeling van periapicaal granuloom/parodontitis apicalis?
Aanbeveling periapicaal granuloom/ parodontitis apicalis
Routinematig voorschrijven van een antibioticum voor de behandeling van periapicaal
granuloom/parodontitis apicalis is niet geïndiceerd.
Overweeg overleg met de behandelend specialist bij:
- Patiënten met status na radiotherapie in het hoofd-halsgebied;
- Immuungecompromiteerde patiënten (niet nader gedefinieerd);
- Patiënten met een verhoogd risico op Medication Related Osteonecrosis of the Jaw
(MRONJ); - Patiënten voor wie endocarditisprofylaxe geïndiceerd is.
3.7 Therapeutisch antibioticumgebruik – dentogene infecties en/of abces
UITGANGSVRAAG 7
Is therapeutisch antibioticumgebruik geïndiceerd bij de behandeling van dentogene infecties en/of abces?
Aanbevelingen dentogene infecties en/of abces
Routinematig voorschrijven van een antibioticum voor de behandeling van dentogene
infecties en/of een abces is niet geïndiceerd.
Overweeg aanvullende behandeling met een antibioticum als er sprake is van een uitbreidend infiltraat of alarmsymptomen (zoals koorts, problemen met slikken, trismus
en algehele malaise). Overleg met of verwijs naar de MKA-chirurg bij twijfel.
Overweeg overleg met de behandelend specialist bij:
- Patiënten met status na radiotherapie in het hoofd-halsgebied;
- Immuungecompromiteerde patiënten (niet nader gedefinieerd);
- Patiënten met een verhoogd risico op Medication Related Osteonecrosis of the Jaw
(MRONJ); - Patiënten voor wie endocarditisprofylaxe geïndiceerd is.
Als besloten wordt behandeling met een antibioticum, dan is amoxicilline (5 dagen 3dd
500 mg, bij goede klinische respons) het eerste middel van keuze. Bij allergie voor amoxicilline is clindamycine (5 dagen 3dd 600 mg) het alternatief.
3.8 Preventie van MRONJ – patiënten met botafbraakremmende medicatie of angiogeneseremmers
UITGANGSVRAAG 8
Is antibioticaprofylaxe geïndiceerd ter preventie van medicatie gerelateerde
osteonecrose van de kaak (MRONJ) bij patiënten die botafbraakremmende
medicatie of angiogeneseremmers gebruiken of in het verleden hebben gebruikt
en die een (invasieve) ingreep moeten ondergaan?
Achtergrond Medication Related Osteonecrosis of the Jaw (MRONJ)
- MRONJ:
- Moeilijk te behandelen, kan leiden tot verlies delen kaakbot en bijbehorende
morbiditeit/invaliditeit; - Aanwezigheid blootliggend bot/botsequesters, al dan niet gecombineerd met pus, pijn, zwelling, roodheid, intra-/extra-orale fistels.
- Moeilijk te behandelen, kan leiden tot verlies delen kaakbot en bijbehorende
- Criteria om diagnose MRONJ te kunnen stellen:
- Blootliggend/sondeerbaar bot > 8 weken;
- Huidig/eerder gebruik botafbraakremmende medicatie/ angiogeneseremmers.
- Afwezigheid radiotherapie hoofd-halsgebied en maligniteit.
Achtergrond MRONJ – Botafbraakremmende medicatie
- M.n. bisfosfonaten en/of denosumab.
- Voor behandeling osteoporose, botmetastasen, multipel myelom, ziekte van Paget.
Bisfosfonaten:- Oraal (vooral alendroninezuur/risedroninezuur);
- Intraveneus (vooral pamidroninezuur, zoledroninezuur);
- Dosering: laag (bij osteoporose) of hoog (bij maligniteit).
- Denosumab:
- Halfjaarlijkse toediening subcutaan bij osteoporose;
- Maandelijkse toediening subcutaan bij maligniteiten of reusceltumor.
Achtergrond MRONJ – Angiogeneseremmers
- Bijv. sunitinib.
- Gebruik voor remming tumorgroei, neoangiogenese en metastatische progressie bij bepaalde typen kanker.
Achtergrond MRONJ – Oorzaken
- Dentogeen, bijvoorbeeld:
- Extracties;
- Dentogene pathologie;
- (Semi-)electieve ingrepen (apexresectie/implantologie);
- Anatomisch gerelateerde problemen zoals drukplekken onder prothesen.
Achtergrond MRONJ – Overige factoren
- Tijdelijk staken bisfosfonaten/denosumab (‘drug holiday’) voorafgaand aan een
ingreep lijkt het risico op MRONJ niet te verlagen. - Risico verhogende factoren:
- Onvoldoende mondhygiëne;
- Roken;
- Gebruik corticosteroïden.
Aanbevelingen MRONJ
Een zorgvuldige anamnese m.b.t. medicatiegebruik is essentieel. Dit geldt ook voor
gebruik van botafbraakremmende medicatie (voor behandeling van osteoporose en
bepaalde vormen van kanker) en angiogeneseremmers (voor behandeling van bepaalde
vormen van kanker) nu en in het verleden (neem eerder gebruik van deze medicatie ook
op in de ASA-lijst).Bij twijfel over eerder gebruik kan contact opgenomen worden met
de voorschrijvers van betreffende medicatie of de apotheker.
Bij patiënten in de algemene of tandarts-specialistische mondzorgpraktijk die een
(invasieve) ingreep moeten ondergaan en die een verhoogd risico op medicatie gerelateerde osteonecrose van de kaak hebben vanwege gebruik van botafbraakremmende medicatie of angiogeneseremmers nu of in het verleden geldt het volgende beleid:
- Bij endodontische of parodontale behandeling zonder botmanipulatie is antibioticaprofylaxe niet geïndiceerd;
- Bij (spoed)extractie, implantologische en/of parodontale behandeling met botmanipulatie en apexresectie:
- Bij patiënten die nu of in het verleden korter dan 24 maanden orale of korter dan
1 jaar intraveneuze botafbraakremmende medicatie gebruiken of hebben gebruikt
is antibioticaprofylaxe niet geïndiceerd; - Bij patiënten die nu of in het verleden 24-36 maanden orale botafbraakremmende
medicatie gebruiken of hebben gebruikt is antibioticaprofylaxe geïndiceerd;
- Bij patiënten die nu of in het verleden korter dan 24 maanden orale of korter dan
- Bij patiënten die nu of in het verleden:
- ten minste 36 maanden orale botafbraakremmende medicatie, OF;
- ten minste 1 jaar intraveneuze botafbraakremmende medicatie, OF;
- angiogeneseremmers;
gebruiken of hebben gebruikt, dient uiterste terughoudendheid t.a.v. het uitvoeren van
de ingreep in acht te worden genomen. Indien de ingreep onvermijdelijk is, dan wordt de
ingreep bij voorkeur uitgevoerd in de tweede lijn en is antibioticaprofylaxe geïndiceerd.
Indien antibioticaprofylaxe wordt voorgeschreven, is amoxicilline het middel van keuze.
Daarbij is geen consensus over de dosering. Bij allergie voor amoxicilline kan clindamycine
gegeven worden.
Patiënteninformatie
Patiënteninformatie
Antibioticumgebruik
1. Waarom deze informatie?
+Uw mondzorgverlener (tandarts of mondhygiënist) heeft een ingreep voorgesteld waarbij kans is op het ontstaan van een infectie (ontsteking) en die het resultaat van de behandeling kan bedreigen. Of u heeft een infectie in uw mond. Deze informatie gaat over het gebruik van antibiotica in die situaties.
Wanneer is een antibioticum nodig?
+Antibiotica kunnen helpen bij:
- het voorkómen van een infectie (profylactisch gebruik);
- het behandelen van een infectie (therapeutisch gebruik).
Het gebruik van een antibioticum heeft ook nadelen:
- Bijwerkingen (bijvoorbeeld diarree en misselijkheid);
- Allergische reacties (bijvoorbeeld rash/huiduitslag en anafylactische reacties);
- Er kan resistentie ontstaan. Resistentie betekent dat bepaalde soorten bacteriën ongevoelig zijn geworden voor een antibioticum. Dit is een groot probleem, omdat dat antibioticum dan in de toekomst bij een infectie met deze bacteriën niet meer (goed) werken.
Om te kijken of behandeling met een antibioticum nodig is moet gekeken worden of de voordelen opwegen tegen de nadelen. Uw mondzorgverlener besluit samen met u of een antibioticum voorgeschreven wordt in uw situatie.
Antibioticum om infecties te voorkomen
+Gebruik van een antibioticum is vrijwel nooit nodig om een infectie te voorkomen bij ingrepen in de mond. Gebruik van een antibioticum doet dan over het algemeen meer kwaad dan goed.
Toch is het in sommige situaties verstandig dat u samen met uw tandarts besluit of een antibioticum voorgeschreven wordt. Dit is nuttig bij sommige ingrepen in uw mond, bepaalde risicofactoren of op advies van uw huisarts of medisch specialist. De tandarts zal u hierover informeren.
Kaakbotnecrose (afsterven van botweefsel in de kaak)
+Een bijzondere situatie geldt voor mensen die bepaalde geneesmiddelen gebruiken of hebben gebruikt.
Het gaat om langdurig gebruik van de volgende geneesmiddelen:
- botafbraakremmende medicatie. Dit wordt gebruikt voor de behandeling van osteoporose of botuitzaaiingen van kanker.
- angiogeneseremmers. Dit wordt gebruikt bij de behandeling van sommige vormen van kanker.
Uw tandarts weet voor welke geneesmiddelen deze bijzondere situatie precies geldt.
Bij sommige ingrepen (trekken van een tand of kies, een wortelpuntbehandeling en bepaalde behandelingen door de tandarts-implantoloog of tandarts-parodontoloog) is er bij mensen die deze geneesmiddelen gebruiken een hogere kans op kaakbotnecrose (dit heet ook wel osteonecrose). Dit is een heel zeldzame, maar ernstige aandoening waarbij het kaakbot afsterft door kaakbotontsteking.
Als u deze geneesmiddelen gebruikt of heeft gebruikt (het gaat hierbij om medicatie die u langere tijd eenmaal per week in tabletvorm of eenmaal per 1-6 maanden per infuus of injectie heeft gekregen (zie tabel met medicijnen); bij twijfel vraag uw huisarts, apotheker of medisch specialist), dan is het belangrijk dat uw mondzorgverlener dit weet. Er kan dan gekeken worden of in uw geval het gebruik van een antibioticum verstandig is. Ook kunt u voor de behandelingen zonodig verwezen worden naar een MKA-chirurg.
Antibioticum om ontstekingen te behandelen
+Voor de behandeling van ontstekingen in de mond is het vaak niet nodig om een antibioticum
te gebruiken. Hiervoor werken andere tandheelkundige behandelingen beter.
Alleen als er sprake is van niet rustig te krijgen ontstekingen, wordt een antibioticum voorgeschreven. Bijvoorbeeld als u koorts heeft of problemen met slikken of het openen en sluiten van de mond. Aan bepaalde patiënten met parodontitis (vergevorderde tandvleesontsteking waarbij ook het kaakbot ontstoken kan raken) wordt soms ook een antibioticum voorgeschreven.
Wat kunt u zelf doen?
+Het is belangrijk dat uw mondzorgverlener op de hoogte is van uw medische situatie en de medicijnen die u (heeft) gebruikt. Houd uw mondzorgverlener daarom hiervan op de hoogte.
Als het voor u beter is om een antibioticum te gebruiken, dan is het belangrijk dat u de instructies over gebruik opvolgt. Daarbij is een goede mondverzorging altijd van het grootste belang.
Waarom kreeg ik vroeger wel een antibioticum en nu niet meer?
+Antibiotica zijn geneesmiddelen die in de praktijk veel werden voorgeschreven. Er zijn hierdoor steeds meer soorten bacteriën ongevoelig geworden voor de bestaande antibiotica (resistentie). Daarom wordt een antibioticum nu minder vaak voorgeschreven, alleen als de voordelen opwegen tegen de nadelen van het gebruik. Bovendien kan de oorzaak van een infectie meestal door een tandheelkundige behandeling worden aangepakt.
Wilt u naast deze informatie meer weten?
+Op de website www.thuisarts.nl vindt u meer algemene informatie over gebruik van antibiotica.