De informatie in dit hoofdstuk is gebaseerd op algemene richtlijnen en overzichtsartikelen. [6, 54-56]
Algemene informatie
Behandeling van kankerpatiënten met immunotherapie (ook genoemd: immuuntherapie) is erop gericht het eigen immuunsysteem te versterken. Het gaat dan bijvoorbeeld om behandeling met monoklonale antistoffen (zoals rituximab), een behandeling met de zogenoemde checkpoint remmers (zoals pembrolizumab), vaccinaties, cytokines en T-celtherapie (TIL-therapie, CAR-T-celtherapie en TCR-T-celtherapie). De behandelduur en -vorm variëren van maanden tot jaren, wellicht zelfs tot levenslang. Er kan ook sprake zijn van behandelvrije intervallen. Er worden regelmatig nieuwe immunotherapieën ontwikkeld, waar volop onderzoek naar wordt gedaan. Soms krijgen patiënten een van deze therapieën in onderzoeksverband. [33, 39] Immunotherapie kan tijdelijk leiden tot myelosuppressie.
Doelgerichte therapie (ook wel targeted therapy genoemd) is direct gericht op kankercellen of hun directe omgeving. Behandeling met doelgerichte therapie is erop gericht dat kankercellen stoppen met delen, door het signaal tot deling of groeifactoren van de kankercellen te remmen. Het kan gaan om bijvoorbeeld angiogeneseremmers (zie ook de module Patiënten die behandeld zijn of worden met antiresorptieve of anti-angiogene therapie). Voorbeelden van angiogeneseremmers (ook VEGF-remmers genoemd) zijn bevacizumab en sunitinib. Deze stoffen zorgen dat er geen of minder nieuwe bloedvaten bij de tumor komen, zodat deze niet of minder van zuurstof wordt voorzien. Andere vormen van doelgerichte therapie zijn erop gericht dat de kankercellen zichzelf vernietigen of zorgen ervoor dat de ongecontroleerde celgroei (zoals dat bij kanker plaatsvindt) gestopt wordt. Tot die laatste groep horen proteïnekinaseremmers (ook wel: tyrosinekinaseremmers, TKI), zoals imatinib en olaparib. Een andere groep bestaat uit de mammalian Target of Rapamycin (mTOR) inhibitors, waarvan sirolimus en everolimus voorbeelden zijn.[57] Ook voor doelgerichte therapie geldt dat dit nog volop in onderzoek is en ook experimenteel wordt toegepast.[33] Doelgerichte therapie kan tijdelijk leiden tot myelosuppressie.
Gevolgen voor de mondgezondheid
Bij immunotherapie kunnen orale bijwerkingen op enig moment optreden tijdens of na behandeling, maar ze treden meestal op in de eerste maanden na de start van de therapie. Het klinische beeld laat meestal een lichenoïd beeld zien, soms in combinatie met roodheid en/of ulceraties. Daarnaast kunnen ontstekings- en/of antistof gerelateerde orale manifestaties optreden die lijken op erythema multiforme, pemphigus, Steven-Johnson syndroom en syndroom van Sjögren. Ook smaakveranderingen (dysgeusie/ageusie) zijn gerapporteerd. De schatting is dat ongeveer 7 % van de patiënten last heeft van gerelateerde mondproblemen.[54, 58] Immunotherapie kan leiden tot hyposalivatie, xerostomie, pijn en, afhankelijk van de aard en uitgebreidheid van de orale laesies, ook moeite met uitvoeren van adequate mondhygiëne, eten, drinken, spreken en slapen. Ook mondzorgbehandelingen kunnen hierdoor moeilijker uit te voeren zijn. Er zijn aanwijzingen dat deze patiënten een hoger risico hebben op tweede primaire tumoren van het mondslijmvlies.[59]
In het geval van doelgerichte therapie bestaat de gerelateerde mondproblematiek meestal uit kleine, op een afte gelijkende, oppervlakkige ulceraties <0,5 cm in diameter. Dit is met name bij de zogenaamde mTOR remmers het geval. De laesies hebben een rode halo en zijn te vinden op de niet-gekeratiniseerde mucosa en komen voor bij 2-67 % van de patiënten die deze therapie krijgt. Deze laesies kunnen afhankelijk van de locatie en uitgebreidheid (ernstige) pijnklachten geven. Verder kunnen xerostomie en smaakveranderingen (dysgeusie/ageusie) optreden. Mondproblemen zijn vaak erger als er gelijktijdig chemotherapie wordt gegeven. Ulceraties treden meestal binnen 10 dagen na de start van de therapie op en verdwijnen ook weer spontaan. [54] Echter, de ulceraties kunnen ook persisteren en leiden tot een verminderde compliance van de patiënt met de doelgerichte therapie.
Preventie aspecten
Geen specifieke aanvullende aandachtspunten.
Aandachtspunten bij mondzorgbehandelingen
Klachten verdwijnen soms spontaan na enige weken (bijv. bij mTOR remmers geassocieerde ulceraties).
De behandeling van slijmvliesafwijkingen als gevolg van immuno- en doelgerichte therapie behoort thuis bij een mondzorgverlener met specifieke expertise op dit gebied, meestal aanwezig binnen ziekenhuizen die onderdeel zijn van de hoofd-hals oncologische centra.