Richtlijn

Extramurale mondzorg tijdens en na kankerbehandeling

Antiresorptieve of anti-angiogene therapie

LET OP: De informatie en aanbevelingen in dit hoofdstuk zijn aanvullend op de informatie en aanbevelingen die zijn opgenomen in het hoofdstuk Extramurale mondzorg tijdens en na kankerbehandeling – algemene aspecten.

N.B. Onderstaande tekst is overgenomen uit de KIMO Klinische praktijkrichtlijn Indicatiestelling antibioticumgebruik in de mondzorg.[40]

Achtergrond

+

Medicatie gerelateerde osteonecrose van de kaak (Medication Related Osteonecrosis of the Jaw, oftewel MRONJ) is een moeilijk te behandelen aandoening, die tot verlies van delen van het kaakbot kan leiden en bijbehorende morbiditeit en invaliditeit kan veroorzaken. Sinds 2003 wordt de bijwerking MRONJ beschreven bij langer gebruik van botafbraakremmende medicatie. De afwijking kenmerkt zich door aanwezigheid van blootliggend bot en/of botsequesters, al dan niet in combinatie met pus, pijn, zwelling, roodheid en intra- of extraorale fistels. Patiënten met MRONJ ervaren een verminderde kwaliteit van leven.[41]

De American Association of Oral and Maxillofacial Surgeons (AAOMS) heeft een consensus paper geschreven over MRONJ en de criteria om de diagnose te kunnen stellen:

  • Blootliggend en/of sondeerbaar bot langer bestaande dan 8 weken
  • Huidig of eerder gebruik van botafbraakremmende medicatie of angiogeneseremmers (zie tabel 1)
  • Geen eerdere radiotherapie in het hoofdhalsgebied en uitsluiting dat er sprake is van een maligne proces[42]

Tabel 1. Stof- en handelsnamen van in Nederland geregistreerde botafbraakremmende medicatie en angiogeneseremmers (bekend met bijwerking MRONJ)* (behorend bij module preventie van MRONJ)

Geneesmiddelengroep Stofnaam Handelsnaam Toedienings-wijze**
Botafbraakremmende medicatie Bisfosfonaten Alendroninezuur Bonasol p.o.
Fosamax p.o.
Alendroninezuur/colecalciferol Adrovance p.o.
Fosavance p.o.
Vantavo p.o.
Clodroninezuur Bonefos p.o.
Ostac p.o.
Ibandroninezuur Bondronat p.o.
Bonviva p.o.
Pamidroninezuur APD i.v.
Pamidronaat i.v.
Pamipro i.v.
Risedroninezuur Actonel p.o.
Risedroninezuur/calciumcarbonaat p.o.
Zoledroninezuur Aclasta i.v.
Zometa i.v.
Overige Denosumab Prolia s.c.
Xgeva s.c.
Angiogeneseremmers Bevacizumab Alymsys i.v.
Avastin i.v.
Aybintio i.v.
Mvasi i.v.
Oyavas i.v.
Vegzelma i.v.
Ziraveb i.v.
Palbociclib Ibrance p.o.
Sunitinib Sutent p.o.

* Bron: Farmacotherapeutisch Kompas, geraadpleegd op 20 april 2023** p.o.: per os, oraal; i.v.: intraveneus; s.c.: subcutaan

Voorheen werd vooral een conservatief beleid bij de behandeling van MRONJ gehanteerd met overigens lagere succespercentages dan chirurgische ingrepen met resecties van (delen van) de kaak en reconstructies. Daarom is heden de tendens, vooral ook door de vele publicaties met hoge succespercentages uit West-Europa, om juist vroeg chirurgisch in te grijpen, gebaseerd op het behandelprotocol van chronisch purulente osteomyelitis.

Botafbraakremmende medicatie (met name bisfosfonaten en/of denosumab) wordt gebruikt voor de behandeling van osteoporose, botmetastasen, multipel myeloom en de ziekte van Paget. Bisfosfonaten kunnen oraal (vooral alendroninezuur/risedroninezuur) of intraveneus (vooral pamidroninezuur, zoledroninezuur) worden toegediend, in hoge of lage dosering. De dosering correspondeert met de indicatie die overwegend in te delen valt in osteoporose (laag) of maligniteit (hoog). Denosumab wordt in lage dosering (halfjaarlijks) subcutaan toegediend bij osteoporose of in hoge dosering (maandelijks) bij maligniteiten of reusceltumor.

Angiogeneseremmers (bijv. sunitinib) worden gebruikt voor remming van tumorgroei, neoangiogenese en metastatische progressie bij patiënten met bepaalde typen kanker.

In een overzichtsartikel van Kuroshima et al. is de prevalentie van MRONJ als volgt beschreven:

  • Bij gebruik van orale bisfosfonaten: 0-0,04%, bij zeer langdurig gebruik tot 0,2% (dat is 2 per 1000 patiënten)
  • Bij gebruik van intraveneuze bisfosfonaten: 0-0,19%
  • Bij gebruik van zoledroninezuur[1]: 1,6-14,8%
  • Bij gebruik van denosumab in lage dosering: niet bekend
  • Bij gebruik van denosumab in hoge dosering: 0,7-1,9%
  • Bij gebruik van angiogeneseremmers: 0,2%[43]

MRONJ blijkt met name te worden gezien bij patiënten die[42, 44-47]:

  • Langer dan 24 maanden oraal bisfosfonaat hebben gebruikt (onafhankelijk van dosering, middel en tijd tot ingreep (m.a.w. ook bisfosfonaatgebruik in het verleden behoort hiertoe));
  • Langer dan 1 jaar bisfosfonaat i.v. hebben gebruikt (onafhankelijk van dosering, middel en tijd tot ingreep (m.a.w. ook bisfosfonaatgebruik in het verleden behoort hiertoe));
  • Denosumab hebben gebruikt (onafhankelijk van dosering, en tijd tot ingreep (m.a.w. ook denosumab gebruik in het verleden behoort hiertoe)).

Ook gebruik van botafbraakremmende medicatie in het verleden draagt bij aan verhoging van het risico op MRONJ. Er zijn beperkte aanwijzingen voor herstel van de botstofwisseling na het stoppen van gebruik van bisfosfonaten.[48, 49] Vooralsnog heeft dit echter geen consequenties voor het beleid.

De oorzaak en behandeling van MRONJ worden nog altijd bediscussieerd in de literatuur. In het begin werd vooral aan een spontane oorzaak gedacht, maar het laatste decennium verschuift de focus vooral in West-Europa naar de dentogene oorzaak. Dat wil zeggen dat MRONJ zich kan ontwikkelen door extracties, dentogene pathologie of (semi-)electieve ingrepen (apexresecties/implantologie), maar ook door anatomisch gerelateerde problemen als drukplekken onder prothesen.[50, 51]

Tijdelijk staken van bisfosfonaten of denosumab (‘drug holiday’) voorafgaand aan een extractie lijkt het risico op MRONJ niet te verlagen.[52] Het is bekend dat onvoldoende mondhygiëne, roken en gebruik van corticosteroïden het risico op MRONJ kan verhogen.[53]

Een zorgvuldige anamnese m.b.t. medicatiegebruik is essentieel. Dit geldt ook voor gebruik van botafbraakremmende medicatie (voor behandeling van osteoporose en bepaalde vormen van kanker) en angiogeneseremmers (voor behandeling van bepaalde vormen van kanker) nu en in het verleden (neem eerder gebruik van deze medicatie ook op in de ASA-lijst). Bij twijfel over eerder gebruik kan contact opgenomen worden met de voorschrijvers van betreffende medicatie of de apotheker.

Bij patiënten in de algemene of tandarts-specialistische mondzorgpraktijk die een (invasieve) ingreep moeten ondergaan en die een verhoogd risico op medicatie gerelateerde osteonecrose van de kaak hebben vanwege gebruik van botafbraakremmende medicatie of angiogeneseremmers nu of in het verleden geldt het volgende beleid:

  • Bij endodontische of parodontale behandeling zonder botmanipulatie is antibioticaprofylaxe niet geïndiceerd;
  • Bij (spoed)extractie, implantologische en/of parodontale behandeling met botmanipulatie en apexresectie:
    • Bij patiënten die nu of in het verleden korter dan 24 maanden orale of korter dan 1 jaar intraveneuze botafbraakremmende medicatie gebruiken of hebben gebruikt is antibioticaprofylaxe niet geïndiceerd;
    • Bij patiënten die nu of in het verleden 24-36 maanden orale botafbraakremmende medicatie gebruiken of hebben gebruikt is antibioticaprofylaxe geïndiceerd;
    • Bij patiënten die nu of in het verleden:
      • Ten minste 36 maanden orale botafbraakremmende medicatie, OF;
      • Ten minste 1 jaar intraveneuze botafbraakremmende medicatie, OF;
      • Angiogeneseremmers;

gebruiken of hebben gebruikt, dient uiterste terughoudendheid t.a.v. het uitvoeren van de ingreep in acht te worden genomen. Indien de ingreep onvermijdelijk is, dan wordt de ingreep bij voorkeur uitgevoerd in de tweede lijn en is antibioticaprofylaxe geïndiceerd.

Indien antibioticaprofylaxe wordt voorgeschreven, is amoxicilline het middel van keuze. Daarbij is geen consensus over de dosering. Bij allergie voor amoxicilline kan clindamycine gegeven worden.

[1] Met name toegepast bij de behandeling van multipele myelomen

Aanbeveling

+

Naast de aanbevelingen uit het hoofdstuk ‘Extramurale mondzorg tijdens en na kankerbehandeling – algemene aspecten’ gelden de volgende aanbevelingen:

Een zorgvuldige anamnese m.b.t. medicatiegebruik is essentieel. Dit geldt ook voor gebruik van botafbraakremmende medicatie (voor behandeling van osteoporose en bepaalde vormen van kanker) en angiogeneseremmers (voor behandeling van bepaalde vormen van kanker) nu en in het verleden (neem eerder gebruik van deze medicatie ook op in de ASA-lijst). Bij twijfel over eerder gebruik kan contact opgenomen worden met de voorschrijvers van betreffende medicatie of de apotheker.

Bij patiënten in de algemene of tandarts-specialistische mondzorgpraktijk die een (invasieve) ingreep moeten ondergaan en die een verhoogd risico op medicatie gerelateerde osteonecrose van de kaak hebben vanwege gebruik van botafbraakremmende medicatie of angiogeneseremmers nu of in het verleden geldt het volgende beleid:

  • Bij endodontische of parodontale behandeling zonder botmanipulatie is antibioticaprofylaxe niet geïndiceerd;
  • Bij (spoed)extractie, implantologische en/of parodontale behandeling met botmanipulatie en apexresectie:
    • Bij patiënten die nu of in het verleden korter dan 24 maanden orale of korter dan 1 jaar intraveneuze botafbraakremmende medicatie gebruiken of hebben gebruikt is antibioticaprofylaxe niet geïndiceerd;
    • Bij patiënten die nu of in het verleden 24-36 maanden orale botafbraakremmende medicatie gebruiken of hebben gebruikt is antibioticaprofylaxe geïndiceerd;
    • Bij patiënten die nu of in het verleden:
      • Ten minste 36 maanden orale botafbraakremmende medicatie, OF;
      • Ten minste 1 jaar intraveneuze botafbraakremmende medicatie, OF;
      • Angiogeneseremmers;

gebruiken of hebben gebruikt, dient uiterste terughoudendheid t.a.v. het uitvoeren van de ingreep in acht te worden genomen. Indien de ingreep onvermijdelijk is, dan wordt de ingreep bij voorkeur uitgevoerd in de tweede lijn en is antibioticaprofylaxe geïndiceerd.

Indien antibioticaprofylaxe wordt voorgeschreven, is amoxicilline het middel van keuze. Daarbij is geen consensus over de dosering. Bij allergie voor amoxicilline kan clindamycine gegeven worden.

40. KIMO. Richtlijn antibioticumgebruik. 2024 (concept).
41. Capocci M, Romeo U, Guerra F, Mannocci A, Tenore G, Annibali S, et al. Medication-related osteonecrosis of the jaws (MRONJ) and quality of life evaluation: a pilot study. Clin Ter. 2017;168(4):e253-e7. doi:10.7417/T.2017.2015.
42. Ruggiero SL, Dodson TB, Aghaloo T, Carlson ER, Ward B, Kademani D. Medication related osteonecrosis of the jaw – 2022 update. J oral Maxillofac Surg. 2022;80(5):920-43.
43. Kuroshima S, Sasaki M, Sawase T. Medication-related osteonecrosis of the jaw: A literature review. J Oral Biosci. 2019;61(2):99-104. doi:10.1016/j.job.2019.03.005.
44. Graziani F, Vescovi P, Campisi G, Favia G, Gabriele M, Gaeta GM, et al. Resective surgical approach shows a high performance in the management of advanced cases of bisphosphonate-related osteonecrosis of the jaws: a retrospective survey of 347 cases. J Oral Maxillofac Surg. 2012;70(11):2501-7. doi:10.1016/j.joms.2012.05.019.
45. Lo JC, O’Ryan FS, Gordon NP, Yang J, Hui RL, Martin D, et al. Prevalence of osteonecrosis of the jaw in patients with oral bisphosphonate exposure. J Oral Maxillofac Surg. 2010;68(2):243-53. doi:10.1016/j.joms.2009.03.050.
46. Nicolatou-Galitis O, Schiodt M, Mendes RA, Ripamonti C, Hope S, Drudge-Coates L, et al. Medication-related osteonecrosis of the jaw: definition and best practice for prevention, diagnosis, and treatment. Oral Surg Oral Med Oral Pathol Oral Radiol. 2019;127(2):117-35. doi:10.1016/j.oooo.2018.09.008.
47. Pichardo SE, Kuijpers SC, van Merkesteyn JP. Bisphosphonate-related osteonecrosis of the jaws: Cohort study of surgical treatment results in seventy-four stage II/III patients. J Craniomaxillofac Surg. 2016;44(9):1216-20. doi:10.1016/j.jcms.2016.06.016.
48. Curtis JR, Saag KG, Arora T, Wright NC, Yun H, Daigle S, et al. Duration of Bisphosphonate Drug Holidays and Associated Fracture Risk. Med Care. 2020;58(5):419-26. doi:10.1097/MLR.0000000000001294.
49. Mignot MA, Taisne N, Legroux I, Cortet B, Paccou J. Bisphosphonate drug holidays in postmenopausal osteoporosis: effect on clinical fracture risk. Osteoporos Int. 2017;28(12):3431-8. doi:10.1007/s00198-017-4215-9.
50. Sher J, Kirkham-Ali K, Luo JD, Miller C, Sharma D. Dental Implant Placement in Patients With a History of Medications Related to Osteonecrosis of the Jaws: A Systematic Review. J Oral Implantol. 2021;47(3):249-68. doi:10.1563/aaid-joi-D-19-00351.
51. Saad F, Brown JE, Van Poznak C, Ibrahim T, Stemmer SM, Stopeck AT, et al. Incidence, risk factors, and outcomes of osteonecrosis of the jaw: integrated analysis from three blinded active-controlled phase III trials in cancer patients with bone metastases. Ann Oncol. 2012;23(5):1341-7. doi:10.1093/annonc/mdr435.
52. Ottesen C, Schiodt M, Gotfredsen K. Efficacy of a high-dose antiresorptive drug holiday to reduce the risk of medication-related osteonecrosis of the jaw (MRONJ): A systematic review. Heliyon. 2020;6(4):e03795. doi:10.1016/j.heliyon.2020.e03795.
53. McGowan K, McGowan T, Ivanovski S. Risk factors for medication-related osteonecrosis of the jaws: A systematic review. Oral Dis. 2018;24(4):527-36. doi:10.1111/odi.12708.