Richtlijn

Derde molaar (2020)

Chirurgische technieken

Uitgangsvraag 4 - Chirurgische technieken

-

Welke chirurgische technieken dienen te worden toegepast?

Inleiding bij uitgangsvraag 4

+

Wereldwijd worden jaarlijks vele verstandskiezen verwijderd en hiervoor worden verschillende chirurgische technieken gebruikt. Onderzoek suggereert dat verwijdering van een derde molaar een tijdelijk negatief effect heeft op het werkzame en sociale leven van een patiënt. Zo liet een studie van Colarado-Bonnen et al. (2006) zien dat werkverzuim gemiddeld meer dan anderhalve dag duurde, en dat circa eenderde van alle patiënten aangaf dat hun werkprestatie hinder ondervond van de gevolgen van de ingreep. Deelname aan sociale activiteiten, sport en andere hobby’s leed daar eveneens onder (Conrad et al., 1999). Bij sommige patiënten is de kwaliteit van leven één of twee weken lang verminderd (Savin et al., 1997). Tegen deze achtergrond is het belangrijk te weten wat de kwaliteit van bewijs is voor de uitkomsten van diverse chirurgische ingrepen. Die biedt wellicht mogelijkheden om postoperatieve morbiditeit te verminderen en de ervaringen van patiënten met het verwijderen van derde molaren te verbeteren.

Aanbeveling bij uitgangsvraag 4

+

Neem bij de incisie in ogenschouw dat een triangulaire incisie mogelijk minder alveolitis, pijn-klachten en trismus geeft ten opzichte van een envelop incisie, maar wel meer zwelling.

Gebruik van een linguale retractor wordt ontraden.

Gebruik voor het verwijderen van bot een chirurgische boor of piëzo.

Spoel na het verwijderen van de derde molaar de wond en alveole ruim met fysiologisch zout.

Overweeg na het verwijderen van een partieel geërupteerd element waar mogelijk de wond niet geheel primair te sluiten.

Voer een coronectomie alléén uit bij patiënten die een sterk verhoogd risico lopen op blijvende schade aan de nervus alveolaris inferior (zie hoofdstuk 3). Geef hierbij aan de patiënt uitleg dat de kans bestaat dat een 2e ingreep noodzakelijk is.

Overwegingen bij uitgangsvraag 4

-

Kwaliteit van bewijs

Er zijn vele studies beoordeeld over 7 aspecten van chirurgische procedures voor het verwijderen van verstandskiezen in de onderkaak: type incisie, gebruik van retractoren, technieken voor het verwijderen van bot, peroperatief spoelen van de wond, sluiten van de wond en het uitvoeren van een coronectomie. De kwaliteit van bewijs van elk van deze onderdelen was over het algemeen laag daar de meeste studies te kleine aantallen patiënten hebben geïncludeerd en de studies een hoog risico op bias hadden. Op basis hiervan kunnen dan ook geen harde conclusies worden getrokken en is er onvoldoende evidence om huidige chirurgische technieken aan te passen.

Waarden en voorkeuren

De patiënt heeft belang bij een chirurgische procedure dat het minste risico geeft op postoperatieve complicaties. Voor alle hierboven genoemde technieken zullen de meeste patiënten meer waarde hechten aan het voorkomen van de complicaties dan de mogelijke nadelen. Wat betreft de coronectomie zullen waarschijnlijk de meeste patiënten meer gewicht toekennen aan het voorkomen van schade aan de nervus alveolaris inferior dan aan het risico op radixmigratie en noodzaak van een 2e ingreep op langere termijn.

Balans van gewenste en ongewenste effecten

Wat betreft type incisie zullen, bij gebrek aan hoge of redelijke kwaliteit van bewijs, operateurs de techniek kiezen waarmee ze het meest vertrouwd zijn om op een veilige en efficiënte manier exposure te kunnen krijgen. Een triangulaire incisie lijkt minder pijnklachten, trismus en alveolitis te veroorzaken in vergelijking met een envelop incisie, maar zou mogelijk wel meer zwelling veroorzaken. Het gebruik van een linguale retractor weegt gezien de ernst van de complicatie (schade nervus lingualis letsel) niet op tegen het verkrijgen van meer exposure. Gebruik van een piëzo boor geeft mogelijk minder postoperatieve zwelling, maar gaat gepaard met langere duur van de ingreep en hogere kosten. Gezien de lage kwaliteit van bewijs is het de vraag of de mogelijke voordelen opwegen tegen de nadelen. Daar er geen bekende nadelen en kosten aan verbonden zijn, zal het gebruik van peroperatieve irrigatie voor het sluiten van de wond te prefereren zijn. Het achterlaten van een drain geeft mogelijk minder zwelling en trismus, maar vermindert postoperatieve pijn niet. Mogelijk ongunstig effect is dat de drain in een vervolgafspraak verwijdert dient te worden. De vraag is dan ook of een extra bezoek ter vermindering van tijdelijke zwelling (en niet de pijn) de moeite waard is. Het primair sluiten van de wond lijkt een hoger risico te geven op pijn, zwelling en trismus. Daarbij gaat primaire sluiting over het algemeen gepaard met gebruik van meer hechtmaterialen en blijkt het secundair sluiten geen verhoogd risico op nabloeding te geven. Daar factoren als pocketvorming distaal M2 en genezing op langere termijn niet onderzocht zijn, zal de operateur per casus de techniek kiezen waarmee hij/zij de beste ervaring heeft. Bij een coronectomie zal een afweging gemaakt moeten worden over het voorkomen van schade aan de nervus alveolaris inferior versus het risico op infectie aan achtergebleven radices, migratie op lange termijn en mogelijk noodzaak tot een 2e ingreep voor het verwijderen van de radices. Ook zijn lange termijn resultaten van een coronectomie niet bekend. Daar blijvende schade aan de n. alve-olaris inferior een ernstige complicatie is, zal bij een patiënt die een hoog risico op zenuwscha-de heeft de balans ten gunste van een coronectomie uitvallen. Bij een patiënt met lager risico op blijvende zenuwschade zal volledige verwijdering de voorkeur verdienen.

Kosten

Deze werden niet relevant geacht voor het formuleren van de aanbevelingen.

Rationale voor de aanbevelingen

De lage kwaliteit van bewijs maakte het moeilijk om te bepalen of de ene techniek meer voordelen of meer nadelen had dan de andere techniek. De werkgroep benadrukt daarom het belang van de ervaring van de operateur en het karakter van suggesties van de aanbevelingen. De werkgroep ziet geen klinische meerwaarde in het routinematig plaatsen van een drain. De werkgroep heeft de ernst van de complicatie schade aan n.alveolaris inferior op de kwaliteit van leven en het risico op heringrepen (10%) bij het uitvoeren van een coronectomie zwaar laten wegen bij het formuleren van deze aanbevelingen.

Uitgangsvragen

+

In dit hoofdstuk staan twee vragen centraal:

  1. Zijn er verschillen in postoperatieve complicaties tussen verschillende chirurgische technieken? Relevante uitkomstmaten zijn: alveolitis, wondinfectie, tijdelijke of permanent (> 6 maanden) veranderd gevoel van de tong, tijdelijk of permanent (> 6 maanden) veranderd gevoel van de lip of huid van de kin, andere ongewenste effecten zoals een fractuur van de mandibularis, verzuim van werk of studie, kosten.
  2. Hoe groot is na coronectomie het langere termijn risico op een tweede ingreep? De vastgestelde relevante uitkomstmaten zijn: heringreep en radixmigratie?

Zoeken en selecteren literatuur

+

Er werd geen systematische literatuursearch met betrekking tot de eerste vraag verricht omdat de systematische review van Coulthard et al. (2014) nog voldoende actueel werd geacht door de werkgroep. In deze review werden op basis van gerandomiseerde gecontroleerde studies de postoperatieve gevolgen nagegaan van het toepassen van verschillende typen chirurgische flappen, verschillende methoden om te beschermen tegen nervus lingualis schade, diverse technieken voor botverwijdering, spoeltechnieken, sluiten van de wond, drainage, en tot slot van de gevolgen van coronectomie vergeleken met volledige verwijdering van de derde molaar. Voor de tweede vraag werd d.d. 2 mei 2017 een literatuursearch in PubMed/Medline verricht (zie bijlage 11 voor de zoekstrategie). Er werden 47 studies gevonden. Hieronder bevonden zich 3 recente systematische reviews: Martin et al. (2015), Moreno-Vicente et al. (2016) en Cervera-Espert et al. (2016). De review van Martin et al. (2015) rapporteerde de gevonden studies en de karakteristieken daarvan het meest transparant. Deze review werd daarom als uitgangspunt gekozen voor een update met nog recentere, oorspronkelijke prospectieve cohortstudies. Voor het selecteren van studies werd het criterium ‘prospectieve cohortstudie’ gebruikt, naast het criterium dat de publicaties Nederlands- of Engelstalig dienden te zijn. De genoemde review van Martin et al. (2015) bevatte 4 prospectieve cohortstudies. In de search werden nog 6 andere prospectieve cohortstudies gevonden, wat het totaal te includeren studies op 10 bracht.

Samenvatting literatuur

+

Postoperatieve complicaties bij toepassen van verschillende typen mucoperiostale flappen

In de review Coulthard et al. (2014) werd 9 studies geïncludeerd (Kirk et al., 2007; Haraji et al., 2010; Baqain et al., 2012; Briguglio et al., 2011; Roode et al., 2010; Sandhu et al., 2010; Erdogan et al., 2011; Goldsmith et al., 2012; Nageshwar et al., 2002) waarin verschillende soorten incisies/flappen met elkaar werden vergeleken voor de uitkomstmaten alveolitis, wondinfectie, permanente verandering van gevoel in tong, kin of onderlip, pijn na 24 uur, tijdelijke verandering van gevoel in tong, kin of onderlip (1 maand postoperatief), pijn na 24 uur zwelling na 7 dagen, trismus na 7 dagen, en bijwerkingen (zie bijlage 4 voor de studiekarakteristieken). Het effect van een triangulaire versus envelopincisie is voor zeven uitkomstmaten geëvalueerd: alveolitis, wondinfectie, permanente verandering van gevoel in tong, kin of onderlip, gemiddelde pijn na 24 uur, zwelling na 7 dagen, trismus na 7 dagen, wonddehiscentie. (zie tabel 4.1). Wat de vergelijking gesteelde flap versus envelopincisie betreft werd gerapporteerd over drie uitkomstmaten: alveolitis, wondinfectie, en zwelling na 7 dagen. Voor de vergelijking gemodificeerde triangulaire versus alternatieve enkele incisie werd gerapporteerd over drie uitkomstmaten: wondinfectie, gemiddelde pijn na 24 uur, en zwelling na 7 dagen. Voor de vergelijking kommavormige versus gemodificeerde envelopincisie werd gerapporteerd over drie uitkomstmaten: gemiddelde pijn na 24 uur, zwelling na 7 dagen en trismus na 7 dagen. Voor de vergelijking Bayonet versus envelop incisie werd over drie uitkomstmaten gerapporteerd: wondinfectie, zwelling na 7 dagen en wonddehiscentie. In geen van de vergelijkingen was een fractuur van de onderkaak een uitkomstmaat. De omstandigheid dat voor andere vergelijkingen dan triangulaire versus envelopincisie het aantal geëvalueerde uitkomstmaten beperkt is, maakt een vergelijking tussen alle typen incisies/flappen onmogelijk. Om deze reden blijft de beoordeling van de kwaliteit van bewijs beperkt tot de effecten van triangulaire versus envelopincisie.

Tabel 4.1. Uitkomsten van toepassen verschillende typen mucoperiostale flappen

Alveolitis
Uitkomst A Uitkomst B Relatief effect
Triangulaire (A) versus envelop (B) incisie 29 per 1.000 100 per 1.000 RR: 0.29 (0.11, 0.78)
Gesteelde flap (A) versus envelop (B) incisie RR: 0.09 (0.01, 1.60)
Wondinfectie
Triangulaire (A) versus envelop (B) incisie 47 per 1.000 30 per 1.000 RR: 1.55 (0.07, 35.89)
Gesteelde flap (A) versus envelop (B) incisie RR: 0.20 (0.01, 4.07)
Gemodificeerde triangulaire incisie (A) versus alternatieve enkele incisie (B) RR: 0.33 ( 0.04, 3.04)
Bayonet (A) versus envelop (B) incisie RR: 5.00 (0.26, 97.99)
Permanente verandering van gevoel in tong, kin of onderlip
Triangulaire (A) versus envelop (B) incisie 90 per 1.000 20 per 1.000 OR: 4.48 (0.07, 286.49)
Gemiddelde pijn na 24 uur
Triangulaire (A) versus envelop (B) incisie 3,79 (schaal 0-10) 4 (schaal 0-10) MD: -0.21 (-0.32, -0.10)
Komma-vormige incisie (A) versus gemodificeerde envelop (B) incisie MD: -1.18 (-1.37, -0.99)
Gemodificeerde triangulaire (A) versus alternatieve enkele incisie (B) MD: -0.80 (-1.41, -0.19)
Zwelling na 7 dagen
Triangulaire (A) versus envelop (B) incisie Zwelling was 0,66 meer in de triangulaire incisiegroep MD: 0.66 (0.26, 1.07)
Gesteelde flap (A) versus envelop incisie (B) MD: 0.21 (-0.09, 0.51)
Kommavormige incisie (A) versus gemodificeerde envelop (B) incisie MD: -2.38 (-2.81, -1.95)
Gemodificeerde triangulaire (A) versus alternatieve enkele incisie (B) MD: 0.20 (-0.22, 0.62)
Bayonet (A) versus envelop (B) incisie MD: 0.71 (0.20, 1.21)
Trismus na 7 dagen
Envelop (A) versus triangulaire (B) incisie Maximale mondopening was 0,81 mm meer in triangulaire flap groep MD: -0.81 (-4.94, 3.32)
Kommavormige incisie (A) versus gemodificeerde envelop incisie (B) MD: -1.20 (-2.33, -0.07)
Bijwerkingen (wonddehiscentie)
Triangulaire (A) versus envelop (B) incisie Niet vermeld Niet vermeld RR: 1.00 (0.16, 6.38)
Bayonet (A) versus envelop (B) incisie RR: 0.14 (0.02, 1.06)

Opmerkingen: MD: mean difference; RR: risk ratio; OR: odds ratio; SMD: standardized mean difference
Bron: Coulthard et al., 2014

Kwaliteit van bewijs

Voor alle uitkomstmaten is afgewaardeerd met één niveau (van hoog naar redelijk) vanwege ernstige risk of bias (overgenomen uit summary of findings tabel in Coulthard et al., 2014, p. 5). Voor zwelling en trismus werd daarnaast afgewaardeerd met één niveau vanwege grote onnauwkeurigheid van de uitkomst door kleine studieomvang; voor trismus met nog eens één niveau vanwege inconsistente uitkomsten (studies van Baqain et el. en Erdogan et al. geven tegenovergestelde uitkomsten; I2 >75%). Voor de uitkomstmaten permanente verandering van gevoel in tong, kin of onderlip en wondinfectie werd voor zeer grote onnauwkeurigheid met twee niveaus afgewaardeerd (onder- en bovengrens van betrouwbaarheidsinterval wijzen op een aanmerkelijk gunstig en aanmerkelijk ongunstig effect). Er werd niet afgewaardeerd voor indirect bewijs en publicatiebias.

Conclusies

Redelijk 
GRADE
Alveolitis
Een triangulaire incisie geeft waarschijnlijk minder risico op alveolitis dan een envelopincisie.Briguglio et al., 2011; Haraji et al., 2010; Kirk et al., 2007
Redelijk 
GRADE
Pijn na 24 uur
Een triangulaire incisie geeft waarschijnlijk minder risico op pijn na 24 uur dan een envelopincisie.Baqain et al., 2012; Kirk et al., 2007
Laag
GRADE
Zwelling na 7 dagen
Een triangulaire incisie geeft mogelijk meer risico op zwelling dan een envelopincisie.Baqain et al., 2012; Erdogan et al., 2011
Zeer laag
GRADE
Permanente verandering van gevoel in tong, kin of onderlip; wondinfectie
Een triangulaire incisie geeft mogelijk meer risico op permanente schade n.lingualis en wondinfectie dan een envelopincisie, maar we zijn hier zeer onzeker over.Briguglio et al., 2011
Zeer laag
GRADE
Trismus na 7 dagen
Een triangulaire incisie heeft mogelijk een gunstig effect op trismus in vergelijking met een envelopincisie, maar we zijn hier zeer onzeker over.Baqain et al., 2012; Erdogan et al., 2011

Postoperatieve complicaties bij toepassen van (verschillende typen) retractors voor nervus lingualis bescherming

In drie studies werden retractors geëvalueerd (Gargallo-Albiol et al., 2000; Gomes et al., 2005; Greenwood et al., 1994). In twee studies (Gargallo-Albiol et al., 2000; Gomes et al., 2005) betrof het een vergelijking tussen gebruik van een retractor en het niet-gebruiken van een retractor. In één studie (Greenwood et al., 1994) werden twee verschillende retractors vergeleken. In deze studies was de enige uitkomstmaat een tijdelijke gevoelsverandering (duur < 1 maand). Zie bijlage 6.2 voor de studiekarakteristieken. Combineren van de studies van Gargallo-Albiol et al. en Gomes et al. liet een odds ratio zien van 5.19 (95% BI 1.38-19.49). Vergelijking van twee verschillende retractors (Howarth’s versus Broad retractor) liet een odds ratio van 5.83 (95% BI 1.92-17.69) ten nadele van de Howarth’s retractor zien.

Kwaliteit van bewijs

Er werd met één niveau afgewaardeerd vanwege ernstige risk of bias (onduidelijke randomisatieprocedure, onduidelijke blindering van toewijzing aan onderzoeksgroepen, geen blindering van uitkomstenbeoordelaar). Er werd tevens met één niveau afgewaardeerd voor grote onnauwkeurigheid van de uitkomst (aantal ‘events’ was 9; optimal information size: 300).

Conclusie

Laag
GRADE
Tijdelijke gevoelsverandering in tong, kin of onderlip
Gebruik van een linguale retractor leidt mogelijk tot een groter risico op tijdelijke gevoelsverandering in de tong.Gargallo-Albiol et al., 2000; Gomes et al., 2005

Postoperatieve complicaties bij verschillende technieken voor verwijdering van bot

In vijf studies werden verschillende chirurgische technieken voor het verwijderen van bot geëvalueerd. Drie studies (Absi et al., 1993; Mocan et al., 1996; Praveen et al., 2007) vergeleken een ‘distale split-techniek’ met elevator met een boor voor het verwijderen bot. Twee studies (Barone et al., 2010; Rullo et al., 2013) vergeleken een piëzo boor met een microchirurgische boor voor het verwijderen van bot. Uitkomstmaten die werden gerapporteerd waren: wondinfectie, tijdelijke verandering van gevoel in tong, kin of onderlip, pijn na 24 uur, zwelling na 7 dagen en trismus na 7 dagen (tabel 4.2). Geen van de genoemde studies rapporteerde over alveolitis, wondinfectie en over een permanente verandering van gevoel in tong, kin of onderlip. Zie bijlage 4 voor de studiekarakteristieken.

Tabel 4.2 Uitkomsten ‘distale split-techniek’ met elevator of boor voor het verwijderen bot

Tijdelijke verandering van gevoel in tong
Uitkomst A Uitkomst B Relatief effect
‘Distale split’ met elevator (A) versus boor (B) 19 per 1.000 6 per 1.000 RR: 3.00 (0.13, 71.99)
Tijdelijke verandering van gevoel in kin
‘Distale split’ met elevator (A) versus boor (B) 19 per 1.000 77 per 1.000 RR: 0.25 (0.03, 2.16)
Wondinfectie
‘Distale split’ met elevator (A) versus boor (B) 58 per 1.000 58 per 1.000 RR: 1.00 (0.21, 4.73)
Gemiddelde pijn na 24 uur
‘Distale split’ met elevator (A) versus boor (B) Pijn (VAS-schaal 1-10) was 0.50 meer door gebruik hevel MD: 0.50 (0.08, 0.92)
Piëzo (A) versus conventionele microboor (B) Pijn (VAS-schaal 1-10) was 0.20 minder door gebruik piëzo MD: -0.20 (-1.32, 0.92)
Zwelling na 7 dagen
‘Distale split’ met elevator (A) versus boor (B) Zwelling (VAS-schaal 1-10) was 0.10 minder door gebruik hevel MD: -0.10 (-0.33, 0.13)
Piëzo (A) versus conventionele microboor (B) Zwelling (VAS-schaal 1-10) was 0.37 minder door gebruik piëzo MD: -0.37 (0.20, 0.54)1
Trismus na 7 dagen
Piëzo (A) versus conventionele microboor (B) Maximale mondopening was 2.90 mm meer door gebruik piëzo MD: 2.90 (-0.27, 6.07)

Coulthard et al. hebben het ‘-‘teken vergeten, waardoor ten onrechte de indruk wordt gewekt dat ultrageluid voor meer zwelling zorgde. De studie waar het hier om gaat (Barone et al., 2010) rapporteert: “This study showed that the use of ultrasound bone surgery for third molar extraction significantly reduced the occurrence of postsurgical trismus, the occurrence of swelling, and the number of analgesics taken after surgery”.

Kwaliteit van bewijs

M.b.t. vergelijking ultrageluid versus boor: er werd niet afgewaardeerd voor risk of bias (alleen voor ‘blindering van uitkomstenbeoordelaar’ was onduidelijk of er sprake was van high risk of bias), indirect bewijs, inconsistentie en publicatiebias. Wel werd voor alle uitkomstmaten (pijn, zwelling en trismus) afgewaardeerd voor zeer grote onnauwkeurigheid (aantal patiënten was 26; optimal information size: 300-400 patiënten). M.b.t. vergelijking ‘Distale split’ met elevator versus boor: er werd voor alle uitkomstmaten afgewaardeerd met één niveau vanwege ernstige risk of bias (één van beide studies verschaft voor vrijwel alle domeinen – selectiebias, performancebias, attrition bias, reporting bias – onvoldoende duidelijkheid). Voorts werd voor wondinfecties, tijdelijke gevoelsverandering in kin en tong met twee niveaus afgewaardeerd vanwege zeer grote onnauwkeurigheid (1-5 ‘events; ondergrens/bovengrens betrouwbaarheidsinterval wijst op aanmerkelijk gunstig / ongunstig effect; optimal information size: 300). Voor pijn na 24 uur werd met één niveau afgewaardeerd vanwege grote onnauwkeurigheid (effect significant maar wijd betrouwbaarheidsinterval). Voor zwelling na 7 dagen werd met twee niveaus afgewaardeerd vanwege zeer grote onnauwkeurigheid (60 patiënten; optimal information size: 300-400). Er werd niet afgewaardeerd voor inconsistentie, indirect bewijs en publicatiebias.

Conclusies

Laag
GRADE
Zwelling na 7 dagen; trismus na 7 dagen
Piëzo in vergelijking met een chirurgische boor vermindert mogelijk de mate van pijn en zwelling.Barone et al., 2010
Laag
GRADE
Pijn na 24 uur
Gebruik van een elevator bij een ‘distale split’-techniek veroorzaakt mogelijk meer pijn dan gebruik van een boor.Praveen et al., 2007
Zeer Laag
GRADE
Wondinfecties na 7 dagen; zwelling na 7 dagen
Er is mogelijk geen verschil in het risico op wondinfecties en zwelling tussen gebruik van een elevator in vergelijking met een boor.Absi et al., 1993; Praveen et al., 2007
Zeer laag
GRADE
Tijdelijke gevoelsverandering in kin en tong (duur < 1 maand)
Gebruik van een elevator zorgt mogelijk voor minder tijdelijke gevoelsveranderingen dan gebruik van een boor.Absi et al., 1993

Postoperatieve complicaties bij verschillende technieken voor irrigatie

Twee studies (Butler et al., 1977; Sweet et al., 1976) onderzochten verschillende irrigatietechnieken. Butler et al. vergeleken een hoog volume zoutoplossing met een laag volume oplossing. Sweet et al. vergeleken mechanische irrigatie met manuele irrigatie, waarbij beide groepen hoog volume spoelvloeistof kregen. De uitkomstmaten in beide studies waren alveolitis en wondinfectie, beide na 7 dagen (zie bijlage 4 voor de studiekarakteristieken). Mechanische wondirrigatie liet in vergelijking met manuele irrigatie een kleiner risico op alveolitis zien (relatief risico: 0,33; 95% BI: 0,01-8,09). Irrigeren met hoog volume liet in vergelijking met laag volume eveneens een kleiner risico op alveolitis zien (relatief risico: 0,52; 95% BI: 0,27-1,02). Mechanische wondirrigatie liet in vergelijking met manuele irrigatie een kleiner risico op wondinfectie zien (relatief risico: 0,50; 95% BI: 0,05-5,43). Irrigeren met hoog volume liet in vergelijking met laag volume eveneens een kleiner risico op een wondinfectie zien (relatief risico: 0,17; 95% BI: 0,02-1,37).

Kwaliteit van bewijs

M.b.t. vergelijking mechanische versus manuele irrigatie: er werd niet afgewaardeerd voor risk of bias, indirect bewijs en publicatiebias. Voor beide uitkomstmaten werd met twee niveaus (van hoog naar laag) afgewaardeerd vanwege zeer ernstige onnauwkeurigheid (zeer wijde betrouwbaarheidsintervallen). M.b.t. vergelijking hoog volume en laag volume irrigatie: er werd met één niveau (van hoog naar redelijk) afgewaardeerd voor ernstige risk of bias (onduidelijke randomisatieprocedure, onduidelijk blindering van toewijzing aan onderzoeksgroepen, onduidelijk of uitkomstenbeoordelaar was geblindeerd en geen correctie voor mechanisch/manueel irrigeren in de analyse). Voorts werd met twee niveaus (van redelijk naar zeer laag) afgewaardeerd vanwege zeer ernstige onnauwkeurigheid (zeer wijde betrouwbaarheidsintervallen). Er werd niet afgewaardeerd voor indirect bewijs, inconsistentie en publicatiebias.

Conclusies

Laag
GRADE
Alveolitis; wondinfectie
Mechanische wondirrigatie geeft mogelijk een kleiner risico op alveolitis en wondinfecties dan manuele wondirrigatie.Sweet et al., 1976
Zeer Laag
GRADE
Alveolitis; wondinfectie
Wondirrigatie met een grotere hoeveelheid NaCl-oplossing geeft mogelijk een kleiner risico op alveolitis en wondinfecties dan een laag volume NaCl-oplossing.
Butler et al., 1977

Postoperatieve complicaties bij toepassen van primair (volledig sluiten) versus secundair (gene-zing per secundam intentionem) sluiten van de wond

In acht trials werd primair versus secundair sluiten van de wond onderzocht (Bello et al., 2011; Danda et al., 2010; Hashemi et al., 2012; Osunde et al., 2011; Osunde et al., 2012; Pasqualini et al., 2005; Refo’a et al., 2011; Xavier et al., 2008).
Over de volgende uitkomstmaten werd gerapporteerd: alveolitis, wondinfectie, pijn na 24 uur, zwelling na 7 dagen, trismus na 7 dagen, nabloedingen. Er werd niet gerapporteerd over tijdelijke of permanente verandering van gevoel in tong, kin of onderlip (zie bijlage 4 voor de studiekarakteristieken). Tabel 4.3 geeft een overzicht van de uitkomsten. Voor één uitkomstmaat, zwelling na dagen, werd een statistisch significant effect gezien.

Tabel 4.3 Uitkomsten van primair versus secundair sluiten van de wond

Alveolitis
Uitkomst A Uitkomst B Relatief effect
primaire (A) versus secundaire (B) sluiting van de wond RR: 0,99 (0,41-2,40)
Wondinfectie
primaire (A) versus secundaire (B) sluiting van de wond RR: 4,77 (0,24-96,34)
Permanente verandering van gevoel in tong, kin of onderlip
primaire (A) versus secundaire (B) sluiting van de wond
Gemiddelde pijn na 24 uur
primaire (A) versus secundaire (B) sluiting van de wond 5,99 (schaal 0-10) 5,20 (schaal 0-10) MD: 0,79 (0,35-1,24)
Zwelling na 7 dagen
primaire (A) versus secundaire (B) sluiting van de wond 0,10 mm meer dan bij secundair MD: 0,33 (0,09-0,57)
Trismus na 7 dagen
primaire (A) versus secundaire (B) sluiting van de wond 0,14 meer dan bij secundair SMD: -0,14 (-0.41 tot 0,13)
Bijwerkingen (bloedingen)
primaire (A) versus secundaire (B) sluiting van de wond RR 0,41 (0,11-1,47)

MD: mean difference; RR: risk ratio; SMD: standardized mean difference

Kwaliteit van bewijs

Voor alle uitkomstmaten werd afgewaardeerd met één niveau vanwege ernstige risk of bias (overgenomen uit summary of findings tabel in Coulthard et al., 2014, pp. 30-31). Voor de uitkomstmaten alveolitis, infectie en bloedingen werd verder met twee niveaus afgewaardeerd vanwege zeer grote onnauwkeurigheid (onder- en bovengrens van betrouwbaarheidsinterval wijzen op een aanmerkelijk gunstig en aanmerkelijk ongunstig effect). Voor de uitkomstmaat pijn, werd met één niveau afgewaardeerd vanwege grote onnauwkeurigheid (wijd betrouwbaarheidsinterval). Voor de uitkomstmaten zwelling en trismus werd met één niveau afgewaardeerd vanwege inconsistentie (variabele effectgroottes; I2 > 75%). Er werd niet afgewaardeerd voor indirect bewijs en publicatiebias.

Conclusies

Zeer Laag
GRADE
Alveolitis; wondinfectie; bloedingen
Er is mogelijk geen verschil tussen primair versus secundair sluiten van de wond in het optreden van alveolitis, wondinfecties en nabloedingen.Bello et al., 2011; Pasqualini et al., 2005; Danda et al., 2010
Laag
GRADE
Pijn na 24 uur
Secundair sluiten van de wond geeft mogelijk minder pijn dan primair sluiten van de wond.Bello et al., 2011; Osunde et al., 2011; Osunde et al., 2012; Pasqualini et al., 2005
Laag
GRADE
Trismus na 7 dagen
Secundair sluiten van de wond heeft mogelijk een gunstiger effect op trismus dan primair sluiten van de wond.Bello et al., 2011; Osunde et al., 2011; Osunde et al., 2012
Laag
GRADE
Zwelling na 7 dagen
Secundair sluiten van de wond heeft mogelijk een gunstiger effect op zwelling dan primair sluiten van de wond.Bello et al., 2011; Danda et al., 2010; Osunde et al., 2011; Osunde et al., 2012; Hashemi et al., 2012; Pasqualini et al., 2005; Xavier et al., 2008

Postoperatieve complicaties bij gebruik van een drain versus geen drain na verwijdering van een derde molaar in de onderkaak

Zes trials (Cerqueira et al., 2004; Chukwuneke et al., 2008; de Brabander et al., 1988; Rakprasitkul et al., 1997; Saglam et al., 2003; Srinivas et al., 2006) evalueerden drie uitkomstmaten: pijn na 24 uur, zwelling na 7 dagen en trismus na 7 dagen (tabel 6.4). Geen van deze studies rapporteerde over alveolitis, wondinfecties, permanente of tijdelijke gevoelsveranderingen in tong, kin of onderlip, of neveneffecten zoals bloedingen (zie bijlage 4 voor de studiekarakteristieken).

Tabel 4.4. Uitkomsten van een drain versus geen drain

Gemiddelde pijn na 24 uur
Uitkomst A Uitkomst B Relatief effect
Gebruik van een drain (A) versus geen drain (B) MD: 0,0 (-0,34 tot 0,34)
Zwelling na 7 dagen
Gebruik van een drain (A) versus geen drain (B) Mediane zwelling was 0.90 mm minder Mediane zwelling was 3 mm MD: -0,90 mm (-1,62 tot -0,19)
Trismus na 7 dagen
Gebruik van een drain (A) versus geen drain (B) Maximale mondopening
3,72 mm meer
Maximale mondopening was 36,8 mm MD: 3,72 mm (2,84- 4,59)

MD: mean difference; RR: Risk Ratio; SMD: standardized mean difference

Kwaliteit van bewijs

Voor alle uitkomstmaten werd afgewaardeerd voor ernstige risk of bias (voor geen van de studie kon selectie- en performancebias worden uitgesloten vanwege onduidelijkheid over randomisatieprocedure, blindering van de toewijzing aan de onderzoeksgroepen en blindering van de uitkomstenbeoordelaar). Alleen voor de uitkomstmaat zwelling na 7 dagen werd voor inconsistentie afgewaardeerd met één niveau vanwege sterke spreiding van uitkomsten van de geïncludeerde studies (I2>75%). Er werd niet afgewaardeerd voor indirect bewijs, onnauwkeurigheid en publicatiebias.

Conclusies

Redelijk
GRADE
Pijn na 24 uur; trismus na 7 dagen
Gebruik van een drain heeft in vergelijking met het niet-gebruiken van een drain waarschijnlijk geen effect op pijn, en waarschijnlijk een gunstig effect op trismus.Chukwuneke et al., 2008; Rakprasitkul et al., 1997
Laag
GRADE
Zwelling na 7 dagen
Gebruik van een drain geeft mogelijk minder zwelling in vergelijking met het niet-gebruiken van een drainCerqueira et al., 2004; Chukwuneke et al., 2008; Rakprasitkul et al., 1997; Saglam et al., 2003; Srinivas et al., 2006

Postoperatieve complicaties bij coronectomie versus volledige verwijdering van een derde molaar in de onderkaak ²

In twee studies (Leung et al., 2009; Renton et al., 2005) werd volledige verwijdering van derde molaren in de onderkaak vergeleken met coronectomie. Bij een coronectomie werd alleen het kroongedeelte tot 3-4 mm onder de glazuur-cement grens van de kroon werd verwijderd. De pulpa werd intact gelaten, en onderging geen andere behandeling dan spoelen met een zoutoplossing en het weer aanhechten van de muco-periostale flap (zie bijlage 4 voor de studiekarakteristieken). Voor beide studies geldt dat patiënten werden geïncludeerd voor zover op basis van röntgenologisch onderzoek een nauwe relatie met de nervus alveolaris inferior was aangetoond. Leung et al. (2009) rapporteerden over schade nervus alveolaris inferior na 1 week, schade nervus lingualis pijn (VAS-schaal 0-10), infectie, alveolitis, expositie van de radix, radixmigratie, en de noodzaak van een her-operatie. Renton et al. (2005) rapporteerden over schade nervus alveolaris inferior alveolitis, infecties en pijn (NB: hoe pijn werd gemeten werd niet gerapporteerd) direct na de ingreep, op dag 3 en 1-2 weken postoperatief. De gemiddelde follow-up in Leung et al. (2009) was minder dan één jaar, en in Renton et al. (2005) twee jaar. In de studie van Leung et al. (2009) werden geen gevallen van nervus lingualis letsel gezien. In de studie van Renton et al. (2005) werd hierover niet gerapporteerd. Combineren van de overige uitkomsten van beide studies laat zien dat coronectomie aanmerkelijk minder risico geeft op nervus alveolaris inferior letsel en minder pijn ten gevolge heeft. Alveolitis lijkt ook minder voor te komen met coronectomie en wondinfecties lijken in gelijke mate voor te komen bij coronectomie en volledige verwijdering van de derde molaar (tabel 4.5). Radixmigratie kwam rond 12 maanden na de ingreep bij ca. 13 van de 100 coronectomieën voor.

Tabel 4.5. Uitkomsten van volledige verwijdering van derde molaren in de onderkaak en coronectomie

Nervus alveolaris inferior letsel
Uitkomst A* Uitkomst B* Relatief effect**
Coronectomie (A) versus volledige verwijdering 3e molaar (B) 4,7 per 1.000 51 per 1.000 RR: 0,08 (0,01-0,40)
Incidentie van alveolitis
Coronectomie (A) versus volledige verwijdering 3e molaar (B) 33 per 1.000 54 per 1.000 RR: 0,76 (0,34-1,72)
Incidentie van wondinfecties
Coronectomie (A) versus volledige verwijdering 3e molaar (B) 56 per 1.000 46 per 1.000 RR: 1,13 (0,54-2.39)
Incidentie van pijn
Coronectomie (A) versus volledige verwijdering 3e molaar (B) 343 per 1.000 443 per 1.000 RR: 0,72 (0,58- 0,89)
Radixmigratie
Coronectomie (A) versus volledige verwijdering 3e molaar (B) 13-24% (na 12-13 maanden)

* cijfers zijn afgerond op geheel getal. ** meta-analyse (fixed effects) werd uitgevoegd door de werkgroep.

² Coulthard et al. (2014) beschreven weliswaar de studies van Leung et al. en Renton et al. in hun review maar oordeelden: “We considered that the data from these studies were not sufficiently reliable to include in this review”. Andere reviewers zoals Cervera-Espert et al. (2016) beoordeelden deze twee studies als studies met low respectievelijk high risk of bias, en includeerden deze twee studies wel. Martin et al. (2015) beoordeelden in hun review deze studies als studies van hoge respectievelijk redelijke tot hoge methodologische kwaliteit. In onze beoordeling van de methodologische kwaliteit van beide studies zullen wij uitgaan van de beoordeling door Coulthard et al. (2014) en daaraan onze overwegingen toevoegen.

Kwaliteit van bewijs

In beide studies was sprake van hoog risico op report bias en op performance bias omdat uitkomstenbeoordelaar niet was geblindeerd. In één van beide studies was er een hoog percentage (19%) uitvallers. In beide studies werd ten onrechte aangenomen dat twee elementen van dezelfde patiënt dezelfde mate van statistische onafhankelijkheid heeft als twee elementen van twee verschillende patiënten. Om deze redenen werd met twee niveaus voor zeer ernstige risk of bias afgewaardeerd voor alle uitkomstmaten. Voor alle uitkomstmaten, behalve pijn, werd afgewaardeerd met één niveau voor ernstige onnauwkeurigheid vanwege gering aantal events (aantal events <<300). Voor pijn werd nochtans ook afgewaardeerd met één niveau vanwege ernstige onnauwkeurigheid: de reden is dat in beide studies het aantal elementen werd gebruikt in de noemer in plaats van het aantal patiënten (in één van beide studies werd niet gerapporteerd hoeveel patiënten naar beide groepen waren gerandomiseerd). Omdat het aantal patiënten minder is dan het aantal elementen zijn de betrouwbaarheidsintervallen smaller en dus schijnbaar nauwkeuriger. Er werd niet afgewaardeerd voor inconsistentie, indirect bewijs en publicatiebias.

Conclusies

Zeer Laag
GRADE
Alveolitis; wondinfecties; pijn
Er is mogelijk geen verschil in incidentie van alveolitis, wondinfecties en pijn tussen coronectomie en volledige verwijdering van de derde molaar in de onderkaak.Renton et al., 2005; Leung et al., 2009
Laag
GRADE
Nervus alveolaris inferior letsel
Coronectomie lijkt aanmerkelijk minder risico op nervus alveolaris letsel te geven dan volledige verwijdering van een derde molaar in de onderkaak.Renton et al., 2005; Leung et al., 2009

Hoe groot is na coronectomie het langere termijn risico op radixmigratie en een tweede ingreep?

10 studies rapporteerden data over een her-operatie (tabel 4.6) (zie bijlage 4 voor de studiekarakteristieken). Combineren van de per studie gerapporteerde incidentie met weging van de grootte van de studie levert een geschatte incidentie op van 5,1 % (95% BI: 3,1-7.0%). Voor de Nederlandse situatie acht de werkgroep dit echter een onderschatting, en meent zij dat de studie van Kouwenberg et al., waarin 11% heroperaties werd gevonden, de Nederlandse omstandigheden (lokale anesthesie, geen antibiotica, verscheidenheid van operateurs) beter weerspiegelt. De mate waarin radices migreren, was zeer variabel: van 30 tot 84%. De afstand waarover radices migreerden varieerde van 1 tot bijna 5 mm. Na 12 maanden postoperatief bedroeg de migratieafstand circa 3 mm (tabel 4.6).

Tabel 4.6. Uitkomsten na coronectomie

Heroperatie Radix-migratie na 3 maanden Radix-migratie na 6 maanden Radix-migratie na 12 maanden Radix-migratie na 24 maanden Radix-migratie na 36 maanden
Progrel et al. (2004) 3/50 (6%) 15/50 (30%)
2-3 mm
Dolanmaz et al. (2009) 0/47
(0%)
3,4 mm 3,8 mm 4,04 mm
Goto et al. (2012) 8/116
(6,9%)
3,0 mm
Monaco et al. (2012) 1/43
(2,3%)
1,6 mm 2 mm 2 mm
Agbaje et al. (2015) 5/96 (5,2%) 14/96 (14,6%)
Mukherjee et al. (2016) 0/20 (0%) 5/20 (25%)
1-2 mm
Wijs et al. (2010) 3/38 (7,9%) 11/38 (28,9%)
[16 mnd FU]
Kouwenberg et al. (2016) 17/151
(11,3%)
127/151
(84,1%)
1,85 mm
Leung et al. (2016) 20/612
(3,3%)
Monaco et al. (2015) 7/116 (6%) 1.85 mm 93/116 (80%)
2,36 mm
3,30 mm 4,63 mm 4.83 mm (30% loss-to-follow-up)

Kwaliteit van bewijs

De kwaliteit van bewijs werd niet met GRADE beoordeeld. Wel kan worden opgemerkt dat:

  • De percentages uitvallers in de studies doorgaans ver onder de 10% waren, met twee uitzonderingen: in de studie van Kouwenberg et al. (2016) was het percentage uitvallers 21. In de studie van Monaco et al. (2015) was het percentage uitvallers 20 na 6 maanden, en na 36 maanden 30. Enige ‘attrition bias’ kan hierdoor niet worden uitgesloten;
  • Niet in alle studies werd CBCT toegepast om een nauwe relatie met de nervus alveolaris inferior aan te tonen. In vijf studies werd alleen een orthopantomogram gemaakt, in 4 studies werd in aanvulling daarop een CBCT verricht. In 1 studie werd bij een deel van de patiënten aanvullend een CBCT verricht. Enige selectiebias kan hierdoor niet worden uitgesloten.

Conclusie

GRADE Langetermijn risico radixmigratie en heroperatie na coronectomie
Het risico op radixmigratie en heroperaties na coronectomie is variabel.
Bron: tabel 4.6.