Xerostomie en hyposialie gerelateerd aan medicatie en polyfarmacie (2021)
Signaleren
Uitgangsvraag 1. Signalering
+Bij gebruik van welke medicatie (soorten en/of aantal) moeten mondzorgverleners alert zijn op problemen rond xerostomie en/of hyposialie?
1a. Gebruik bepaalde soorten medicatie
+Uitwerking in PDO (PDO model i.p.v. PICO; PDO = patiënten/populatie, determinanten, outcome (uitkomstmaat)):
P: Alle patiënten in mondzorgpraktijken
D: Gebruik van bepaalde medicatie, namelijk
- ACE-remmers
- Alfablokkers
- Anesthetica (intraveneuze)
- Angiotensinereceptorblokkers (ARBs)
- Antidepressiva (overige)
- Antidepressiva (tetracyclische)
- Antidepressiva (tricyclische)
- Anti-epileptica
- Antihistaminica
- Antihypertensiva (centraal aangrijpend)
- Antipsychotica
- Benzodiazepine-agonisten
- Bèta-2-sympathicomimetica
- Bètablokkers
- Bisfosfonaten
- Calciumantagonisten
- CCR5-antagonisten
- Dihydropyridinen
- Diuretica
- Dopamine-agonisten
- H2-antagonisten
- Hiv-integraseremmers
- Hiv-non-nucleoside reverse-transcriptaseremmers
- Hiv-nucleoside reverse-transcriptaseremmers
- Hiv-proteaseremmers
- Lisdiuretica
- Lithiumzouten
- MAO-A-remmers
- MAO-B-remmers
- Medicamenten bij alcoholverslaving
- Medicamenten bij nicotineverslaving
- Monoklonale antilichamen bij maligniteiten
- Oncolytica
- Opioïden
- Parasympathicolytica
- Platinaverbindingen (oncolytica)
- Protonpompremmers
- Psychostimulantia
- Serotonineheropnameremmers
- Spasmolytica (urologische)
- Spierrelaxantia
- Vasopressine-antagonisten
- Vermageringsmiddelen
- Xanthinederivaten (bronchodilatator theophylline)
O: Klachten/symptomen/bevindingen rond de speekselsecretie, namelijk
- Xerostomie
- Hyposialie
Aanbeveling 1a. Gebruik bepaalde soorten medicatie
+Mondzorgverleners dienen alert te zijn op het optreden van xerostomie en/of hyposialie. Indien een patiënt meldt dat hij of zij hinder ondervindt van een droge mond of wanneer bij mondonderzoek tekenen worden gezien van monddroogheid, luidt het advies dat de mondzorgverlener nagaat of de patiënt medicamenten gebruikt waarvan bekend is dat ze xerostomie en/of hyposialie kunnen veroorzaken. Dan is het ook geïndiceerd de speekselsecretiesnelheid in rust en na stimulatie te bepalen en te beoordelen.
1b. Polyfarmacie
+Uitwerking in PDO (PDO model i.p.v. PICO; PDO = patiënten/populatie, determinanten, outcome (uitkomstmaat)):
P: Alle patiënten in mondzorgpraktijken
D: Polyfarmacie
O: Klachten/symptomen/bevindingen rond de speekselsecretie, namelijk
- Xerostomie
- Hyposialie
Aanbeveling 1b. Polyfarmacie
+Mondzorgverleners dienen alert te zijn op het optreden van xerostomie en/of hyposialie bij mensen met polyfarmacie. Zie verder aanbeveling 1a.
Overwegingen 1a. Gebruik bepaalde soorten medicatie
+Medicatie kan een effect hebben op het centrale en perifere zenuwstelsel en/of op de muscarinereceptoren, de α- en β-adrenerge receptoren en/of bepaalde peptidereceptoren op de speekselklieren zelf. Hiertoe behoren in het bijzonder medicamenten die inwerken op het zenuwstelsel, op het cardiovasculaire, urogenitale, musculoskelettale of pulmonaire systeem, en/of op het maagdarmstelsel. Van veel medicamenten is wel bekend dat gebruik hiervan xerostomie en/of hyposialie kan veroorzaken of bestaat hieromtrent een sterk vermoeden. Helaas is echter niet altijd bekend of gebruik van die medicamenten resulteert in hyposialie. In dat kader zou het een aanbeveling zijn om van iedere patiënt te weten wat zijn of haar speekselsecretiesnelheid in rust en na stimulatie is onder gezonde omstandigheden. Dan kan daarna altijd worden vastgesteld of het gebruik van bepaalde medicatie bij die patiënt heeft geleid tot hyposialie. Een algemene richtlijn is dat iemand xerostomie ervaart als de speekselsecretiesnelheid maximaal 50% van diens normale speekselsecretiesnelheid bedraagt. Als de secretoire potentie van de speekselklieren bekend is, kan worden beoordeeld of stimulatie van de speekselsecretie succesvol kan zijn als het het niet mogelijk is het medicatiegebruik aan te passen. Bij een patiënt die ten gevolge van medicatiegebruik xerostomie heeft, is gewoonlijk de speekselsecretiesnelheid in rust verminderd. Na stimulatie kan vaak nog een (sub)normale speekselsecretiesnelheid worden bewerkstelligd. Bij xerostomie ten gevolge van andere oorzaken is vaak de speekselsecretiesnelheid zowel in rust als na stimulatie (sterk) verminderd. Dit is een belangrijk differentieeldiagnostisch kenmerk. Voor praktische adviezen over meting van de speekselsecretiesnelheid wordt verwezen naar het Advies Droge Mond van het Ivoren Kruis (1). Voor het meten en evalueren van de ernst van xerostomie kan (de verkorte versie van) de Xerostomia Inventory worden gebruikt (2).
Overwegingen 1b. Polyfarmacie
+Hoewel de studies waarop de aanbeveling is gebaseerd voornamelijk een observationeel karakter hebben, wijzen de uitkomsten van deze studies alle in dezelfde richting: hoe groter het aantal medicamenten dat een patiënt gebruikt, des te groter is het risico op het ontwikkelen van xerostomie en/of hyposialie. Hierbij hoeft het niet specifiek te gaan om medicamenten waarvan is vastgesteld dat zij individueel xerostomie en/of hyposialie kunnen veroorzaken.
Onderbouwing 1a. Gebruik bepaalde soorten medicatie
+Onderbouwing
Voor het beantwoorden van uitgangsvraag 1 is gebruikgemaakt van een combinatie van methoden:
- Systematisch literatuuronderzoek (zie bijlage 1);
- Informatie van de Stichting Health Base (zie bijlage 2);
- Informatie zoals opgenomen in het boek MKA-chirurgie (Stegenga et al., Assen: van Gorcum, 2013, (zie bijlage 3);
- Systematisch verzamelde data over de bijwerking van medicamenten door de afdeling Orale Geneeskunde van het Academisch Centrum Tandheelkunde Amsterdam (ACTA), in het kader van het promotieonderzoek van W.M.H. Rademacher (zie bijlage 4).
Het geaggregeerde resultaat hiervan is weergegeven in de volgende conclusie:
Conclusie
Er bestaat een associatie tussen het optreden van xerostomie en/of hyposialie en het gebruik van medicamenten uit de volgende medicamentgroepen (voor een volledige lijst van de medicamentgroepen en de individuele medicamenten wordt verwezen naar bijlage 5):
– Alfablokkers, in het bijzonder de selectieve alfa-1-blokkers (medicamenten bij prostaatklachten) |
Onderbouwing 1b. Polyfarmacie
+Literatuursearch en -selectie
Voor deze uitgangsvraag is op 2 december 2019 in Medline gezocht naar bewijs uit de literatuur (zie bijlage 1a voor de zoekverantwoording). Daarbij is gezocht naar xerostomie en hyposialie in combinatie met gebruik van medicatie en daaraan gerelateerde bijwerkingen/complicaties. Er is hierbij een combinatie van zoektermen en MeSH-headings gebruikt zonder restrictie op publicatiedatum. Tijdens de search is gefilterd op artikelen in de Engelse taal, studies uitgevoerd bij mensen en systematisch uitgevoerd onderzoek bij groepen mensen (exclusie van case reports, comments, editorials, letters en news) waarbij een abstract beschikbaar was. Ook is een filter toegepast voor ‘dental journals’ of ‘core clinical journals’.
De literatuursearch leverde 201 artikelen op, die vervolgens zijn geselecteerd wanneer deze voldeden aan de PDO (alternatief voor PICO) en overige vooraf gestelde criteria (polyfarmacie, onderzoek uitgevoerd in vivo, geen toepassing van de onderzoeksmedicatie als behandeling van xerostomie en/of hyposialie, systematisch opgezet onderzoek, ten minste 100 personen in het onderzoek).
Toepassing van de selectiecriteria op de artikelen verkregen uit de zoekactie leidde tot voorlopige inclusie van 20 artikelen. De beschikbare artikelen werden opnieuw geselecteerd aan de hand van de in bovenstaande paragraaf genoemde criteria. Hierna werden 5 artikelen geïncludeerd in de literatuuranalyse (3-7). Een verantwoording van de literatuurselectie is weergegeven in bijlage 1b. Studies die op basis van de analyse van de full-tekst zijn geëxcludeerd, zijn opgenomen in bijlage 1c.
Een tabel met karakteristieken van deze onderzoeken is opgenomen in bijlage 1d. Vervolgens is de body of evidence geanalyseerd. Deze analyse is in het vervolg van deze paragraaf beschreven.
Literatuurbeoordeling
Beschrijving van de studies
Alle geïncludeerde artikelen zijn samengevat in tabellen in bijlage 1d. Alle studies zijn dwarsdoorsnede-onderzoeken uitgevoerd onder ouderen in Japan of in Noord-Europa. In alle onderzoeken werd de relatie tussen gebruik van meerdere medicamenten en het optreden van xerostomie en/of hyposialie onderzocht. Het aantal mensen in de onderzoeken varieerde van 152 tot 1072.
Kwaliteit van het bewijs
Per onderzoek in bijlage 1d de kwaliteit van bewijs aangegeven. Omdat uitgegaan wordt van observationeel onderzoek start de kwaliteit van bewijs op niveau ‘laag’. Besloten is echter de kwaliteit van bewijs te verhogen naar niveau ‘hoog’. De eerste reden hiervoor is dat er een tamelijk fors effect is gevonden, terwijl er weinig tekortkomingen in het onderzoeksontwerp zijn vastgesteld. De tweede reden is dat het effect op xerostomie/hyposialie groter bleek wanneer meerdere medicamenten gebruikt werden (bijvoorbeeld meer dan tien versus meer dan vijf).
Resultaat
De resultaten van de individuele geïncludeerde studies zijn opgenomen in bijlage 1d en worden hier samengevat. Het onderzoek van Ichakawa et al. laat een dosis-responsrelatie zien tussen het aantal gebruikte medicamenten en zowel de gestimuleerde als de ongestimuleerde speekselsecretiesnelheid (3). Ikebe et al. vonden een dosis-responsrelatie tussen het aantal gebruikte medicamenten en het optreden van xerostomie bij het ontwaken (4). Johansson et al. zagen een relatie tussen het gebruik van meerdere medicamenten en een verlaagde gestimuleerde speekselsecretiesnelheid, vooral bij mannen, en een verlaagde ongestimuleerde speekselsecretiesnelheid, vooral bij vrouwen (5). In het onderzoek van Tiisanoja et al. werd een dosis-responsrelatie gevonden tussen het aantal gebruikte medicamenten en het optreden van xerostomie en hyposialie (gestimuleerde speekselsecretiesnelheid <1,0 ml/min en/of ongestimuleerde speekselsecretiesnelheid <0,1 ml/min) (6). Ten slotte vonden Viljakainen et al. een relatie tussen regulier gebruik van 10 of meer medicamenten (excessieve polyfarmacie) en het optreden van xerostomie (7).
Conclusies
GRADE
Hoog |
Polyfarmacie is geassocieerd met xerostomie en hyposialie.
Ichakawa, 2011; Ikebe, 2001; Johansson, 2015; Tiisanoja, 2016; Viljakainen, 2016 (3-7) |
Hieronder vindt u een overzicht van alle bijlagen horende bij de KPR Xerostomie en hyposialie gerelateerd aan medicatie en polyfarmacie (2021)
- Bijlage 1 • Systematisch literatuuronderzoek
- Bijlage 2 • Informatie van Stichting Health Base
- Bijlage 3 • Informatie zoals opgenomen in het boek MKA-chirurgie (Stegenga et al., Assen: van Gorcum, 2013)
- Bijlage 4 • Systematisch verzamelde medicatie bijwerkingen data door de afdeling Orale Geneeskunde, ACTA, in het kader van het promotie onderzoek van W.M.H. Rademacher
- Bijlage 5 • Volledige lijst met medicamenten met associatie met xerostomie en/of hyposialie
- Bijlage 6 • Literatuurlijst uitgangsvraag 1
- Bijlage 7 • Literatuursearch uitgangsvraag 2
- Bijlage 8 • Literatuurselectie uitgangsvraag 2
- Bijlage 9 • Lijst met geëxcludeerde studies uitgangsvraag 2
- Bijlage 10 • Tabellen met studiekarakteristieken uitgangsvraag 2
- Bijlage 11 • Literatuurlijst uitgangsvraag 2
- Bijlage 12 • Xerostomie en hyposialie gerelateerd aan medicatie en polyfarmacie – Implementatieplan en indicatoren
- Bijlage 13 • Patiënteninformatie
Richtlijn samenvatting
Richtlijn samenvatting
1. Inleiding
+Xerostomie en/of hyposialie komt veel voor bij (oudere) mensen die (diverse) medicamenten gebruikten. Xerostomie en/of hyposialie zijn gerelateerd aan vermindering van mondgezondheid, bijvoorbeeld door het optreden van (wortel)cariës. In deze praktijkrichtlijn wordt beschreven bij gebruik van welke medicamenten mondzorgverleners alert moeten zijn op problemen rond xerostomie en/of hyposialie, welke beleidsmaatregelen hierbij aanbevolen worden (frequentie PMO, gebruik speekselsubstituten en speekselstimulantia en overige preventieve maatregelen) en hoe hierover gecommuniceerd zou moeten worden (met de patiënt en met overige zorgverleners).
2. Signalering
+Uitgangsvraag 1:
Bij gebruik van welke medicatie (soorten en/of aantal) moeten mondzorgverleners alert zijn op problemen rond xerostomie en/of hyposialie?
Aanbevelingen:
Mondzorgverleners dienen alert te zijn op het optreden van xerostomie en/of hyposialie. Indien een patiënt meldt dat hij of zij hinder ondervindt van een droge mond of wanneer bij mondonderzoek tekenen worden gezien van monddroogheid, luidt het advies dat de mondzorgverlener nagaat of de patiënt medicamenten gebruikt waarvan bekend is dat deze xerostomie en/of hyposialie kunnen veroorzaken. Dan is het ook geïndiceerd de speekselsecretiesnelheid in rust en na stimulatie te bepalen en te beoordelen. Mondzorgverleners dienen alert te zijn op het optreden van xerostomie en/of hyposialie bij mensen met polyfarmacie.
3. Preventieve maatregelen
+Uitgangsvraag 2:
Welke (preventieve) maatregelen worden aanbevolen voor patiënten die xerostomie en/of hyposialie hebben als gevolg van het gebruik van medicatie die geassocieerd is met xerostomie en/of hyposialie?
Aanbevelingen:
Bij patiënten die tekenen vertonen van hyposialie-geassocieerde aantasting van gebitselementen wordt aanbevolen het vigerende interval tussen twee periodieke mondonderzoeken te verkleinen. Bij patiënten met xerostomie wordt aanbevolen de speekselsecretiesnelheid in rust en na stimulatie te bepalen. Uit de literatuur komt naar voren dat het zinvol is om het gebruik van een speekselstimulantium of een speekselsubstituut aan te raden aan een patiënt met xerostomie en/of hyposialie. Welk speekselstimulantium of welk speekselsubstituut als effectief wordt ervaren, is sterk afhankelijk van de voorkeur van de patiënt en de secretoire restfunctie van de speekselklieren. Als voor een patiënt een bepaald product niet effectief is, houdt dit niet automatisch in dat een ander, ook soortgelijk, product ook niet effectief is voor die patiënt. Het is van belang met de patiënt de effectiviteit van het product te evalueren en desgewenst over te stappen op een ander product.
Bij medicatiegeassocieerde hyposialie wordt aanbevolen om naast een goede mondverzorging het gebruik van een tandpasta met 5.000 ppm fluoride, een fluoridebevattend zuurgraadneutraal mondspoelmiddel of een zuurgraadneutrale fluoride-gel te adviseren. Aan de hand van zowel de resterende speekselsecretie als het niveau van de mondhygiëne en de voorkeur van de patiënt moet per individu worden bepaald voor welke van deze drie producten het best kan worden gekozen. Het type toediening van fluoride is afhankelijk van het niveau van de mondhygiëne en van de mate van hyposialie. Aanvullend kan het gebruik van chloorhexidine (vernis, gel of spoelmiddel) overwogen worden.
Aanbevolen wordt bij patiënten met xerostomie de speekselsecretiesnelheid in rust en na stimulatie te bepalen om te beoordelen welk fluoridebeleid moet worden ingesteld.
4. Communicatie
+Uitgangsvraag 3:
Voor welke medicamenten wordt aanbevolen bij voorschrijven/leveren te wijzen op de mogelijke bijwerking xerostomie en/of hyposialie, zodat bijvoorbeeld (preventieve) maatregelen tegen xerostomie en/of hyposialie genomen kunnen worden?
Aanbevelingen:
Patiënten die medicatie gebruiken die geassocieerd is met xerostomie en/of hyposialie (zie module 1) hebben een vergroot risico op xerostomie en/of hyposialie en daarmee samenhangende consequenties voor de mondgezondheid. Het verdient aanbeveling deze patiënten te informeren over de relatie tussen xerostomie/hyposialie en de mondgezondheid en over de mogelijkheden van preventieve maatregelen. Tandartsen en mondhygiënisten informeren deze patiënten hierover:
- bij tekenen van erosie en/of cariës
- bij evaluatie van het medicatieoverzicht in het patiëntendossier.
Ook de voorschrijver en de apotheker kunnen deze patiënten hierover informeren, zodat deze patiënten bij klachten over xerostomie hun tandarts kunnen consulteren. Het verdient aanbeveling een (digitale) informatiebrief ter ondersteuning van deze voorlichting aan deze patiënten te verstrekken.
Uitgangsvraag 4:
In welke gevallen van medicatiegeassocieerde xerostomie en/of hyposialie wordt overleg tussen tandarts en voorschrijver en/of apotheker aanbevolen over het eventueel aanpassen (of stoppen) van de medicatie met als doel xerostomie en/of hyposialie te beperken/voorkomen?
Aanbevelingen:
Zodra bij een patiënt medicatiegeassocieerde xerostomie en/of hyposialie is gediagnosticeerd (zie module 1) zijn maatregelen (zie module 2) geïndiceerd. In geval van gediagnosticeerde hyposialie kunnen tandartsen, naast het instellen van de in module 2 beschreven (preventieve) maatregelen, overleg plegen met de voorschrijver van de medicatie en/of de apotheker. Het doel hiervan is de hyposialie te beperken of te verhelpen door de medicatie aan
te passen. Wellicht kunnen één of meer medicamenten die bijdragen aan de hyposialie worden gestopt of worden vervangen door een ander medicament dat deze bijwerking niet of minder heeft.
Ook kan worden overlegd of van één of meer medicamenten het innamemoment kan worden veranderd of de dosering kan worden verlaagd. In geval van gediagnosticeerde xerostomie wordt dit overleg met de voorschrijver en/of de apotheker ook geadviseerd als de in module 2 beschreven (preventieve) maatregelen zijn uitgevoerd, maar geen soelaas bieden.
Indien na dit overleg de medicatie is aangepast, evalueert de desbetreffende tandarts het effect door naar de ervaringen van de patiënt te vragen en door de speekselsecretiesnelheid in rust en na stimulatie te bepalen. Deze evaluatie meldt de tandarts aan de voorschrijver en/of de apotheker. Bij voldoende resultaat wordt het overleg beschouwd als afgewikkeld. Bij onvoldoende resultaat kan verder overleg tussen tandarts, voorschrijver en apotheker plaatsvinden.
Patiënteninformatie
Patiënteninformatie
Droge mond door medicijngebruik en de gevolgen voor mijn gebit
+Deze informatie gaat over het gebruik van bepaalde medicijnen en bijwerkingen daarvan die tot problemen in de mond kunnen leiden. Het gaat vooral om de bijwerking droge mond en/of minder speeksel. Dit is vooral belangrijk voor mensen die veel verschillende medicijnen gebruiken.
1. Wat is het?
+Iedereen heeft weleens een droge mond. Dat is niet erg. Maar, als mensen altijd een droge mond hebben, kan dat voor problemen zorgen. Er kan dan sprake zijn van te weinig (goed) speeksel. Speeksel is belangrijk voor de mond: het voorkomt uitdrogen, maar het voorkomt ook infecties.
Daarnaast is speeksel ook nodig bij het praten en bij proeven, kauwen, slikken en de spijsvertering. Er zijn medicijnen die een droge mond als bijwerking hebben (denk aan bijvoorbeeld plastabletten of bepaalde medicijnen tegen depressie).
2. Wat zijn de klachten?
+Er is een verschil tussen een drogemondgevoel (dit wordt xerostomie genoemd) en te weinig (goed) speeksel (dit wordt hyposialie genoemd). Mensen met een drogemondgevoel (bijvoorbeeld zoals bij dorst) kunnen klachten van een droge mond hebben en soms problemen met bijvoorbeeld slikken. Er hoeft dan niet altijd sprake te zijn van te weinig speeksel.
Mensen met te weinig (goed) speeksel hoeven geen klachten van een droge mond te hebben. Wel kan de tandarts of mondhygiënist soms tekenen van te weinig speeksel in de mond zien, bijvoorbeeld aan de slijmvliezen in de mond.
3. Wat zijn de gevolgen?
+Langdurig te weinig speeksel kan gevolgen voor de gezondheid van de mond hebben, zoals het optreden van gaatjes in de tanden en kiezen (dit wordt cariës genoemd).
4. Hoe wordt uitgezocht wat u heeft?
+Tandartsen en mondhygiënisten onderzoeken niet alleen het gebit, maar letten ook goed op andere dingen in de mond, zoals tekenen van een droge mond en/of te weinig speeksel. Als u last heeft van een droge mond en/of te weinig speeksel gaat de tandarts of mondhygiënist na of u medicijnen gebruikt die dit veroorzaken. Ook doet de tandarts of mondhygiënist dan een speekseltest bij u. Zo kan precies onderzocht worden wat het probleem is.
5. Wat moet u niet doen?
+U moet nooit zelf uw medicijnen aanpassen of stoppen omdat u last heeft van een droge mond. Ook kunt u beter geen suikerhoudende dranken of snoepjes nemen om het drogemondgevoel tegen te gaan.
6. Wat kunt u zelf doen?
+Als u vaak last heeft van een droge mond, laat dat dan uw tandarts of mondhygiënist weten. Hij of zij kan dan samen met u uitzoeken of u ook een tekort aan speeksel heeft. Ook kunt u dan samen met uw tandarts of mondhygiënist bepalen wat u kunt doen om het drogemondgevoel te verminderen. Zo kunt u de gevolgen voor de mondgezondheid en uw gebit beperken.
Hiervoor is het belangrijk dat uw tandarts een goed overzicht heeft van alle medicijnen die u gebruikt. U kunt een overzicht daarvan krijgen bij uw apotheek en dit meenemen naar de tandarts. Daarbij is het belangrijk ook de medicijnen op te schrijven die u zelf bij de drogist haalt.
7. Wat is de behandeling?
+Om gevolgen voor uw mondgezondheid zoals het ontstaan van gaatjes zoveel mogelijk te voorkómen, kan het nodig zijn dat u wat vaker naar de tandarts gaat. Daarnaast kunt u met de tandarts of mondhygiënist overleggen om een product te gaan gebruiken dat uw speekselproductie stimuleert of vervangt.
Hier zijn veel verschillende middelen voor verkrijgbaar. Met uw tandarts of mondhygiënist kunt u uitzoeken wat voor u het beste werkt. Ook is het heel belangrijk te zorgen voor een goede mondverzorging. Daarom kan de tandarts u een tandpasta of gel met extra fluoride voorschrijven. Soms kan het handig zijn uw medicijnen aan te passen. De tandarts kan dit overleggen met degene die u de medicijnen heeft voorgeschreven (uw huisarts of medisch specialist) of uw apotheker.
8. Hoe kunt u het krijgen?
+U kunt langdurig een droge mond en/of te weinig speeksel krijgen omdat u bepaalde medicijnen gebruikt. Uw tandarts weet welke dit zijn. Ook kan het komen omdat u veel verschillend medicijnen gebruikt.
9. Hoe is de zorg georganiseerd?
+Uw tandarts is de hoofdbehandelaar als het gaat om uw mondgezondheid. Uw tandarts kan u bepaalde producten voorschrijven om het drogemondgevoel of het tekort aan speeksel te verminderen. U kunt ook onder behandeling zijn bij een mondhygiënist. De mondhygiënist kan met de tandarts overleggen over uw mondgezondheid.
Uw tandarts kan ook overleggen met uw (huis)arts of apotheker, om te onderzoeken of u misschien wat medicijnen aan kunt passen om het tekort aan speeksel te verminderen. Uw tandarts overlegt dit altijd eerst met u.
10. Wilt u meer weten?
+Meer informatie vindt u op www.allesoverhetgebit.nl, www.mondzorgbijouderen.info en op www.ivorenkruis.nl. Op deze websites vindt u meer informatie over het belang van mondverzorging en professionele mondzorg.
Gerelateerde richtlijnen
Richtlijn Ontwikkel Commissie
Richtlijn Ontwikkel Commissie
Leden van de Richtlijn Ontwikkel Commissie
+- Prof. dr. C. de Baat, voormalig hoogleraar gerodontologie, Radboudumc (voorzitter ROC).
- Drs. M.K. Tuut, epidemioloog/richtlijnmethodoloog, PROVA (secretaris ROC).
- Drs. J. Benedictus, namens de Patiëntenfederatie Nederland.
- Dr. A.R. Hoeksema, tandarts-geriatrie, Winschoten, namens de NVGd.
- Drs. M.J.E.J. Janssen, tandarts-algemeen practicus, Hoog-Keppel, namens de KNMT.
- Drs. M. Parunovac, tandarts-algemeen practicus en tandarts-geriatrie, Amsterdam, namens de ANT.
- Dr. V.R.Y. Hollaar, mondhygiënist/docent mondzorgkunde, HAN, Nijmegen, namens NVM-mondhygiënisten.
- Drs. H. Verlinden-Ooms, openbaar apotheker specialist en kaderapotheker kwetsbare ouderen, namens de SIG Kwetsbare Ouderen van de KNMP.
- Prof. dr. A. Vissink, MKA-chirurg, hoogleraar orale geneeskunde, UMCG, namens de Opleidingen Tandheelkunde.
- Drs. P.G.M.A. Zweers, arts, namens het Bijwerkingencentrum Lareb.
Leden van de Klankbordgroep
+- Drs. H.G. Bakker, tandarts-gehandicaptenzorg in opleiding, namens de KNMT.
- Drs. E. Gieling, ziekenhuisapotheker, namens de NWVT.
- Drs. E. van Bruggen, tandarts-geriatrie, namens de NWVT.
- Drs. K.J. ten Bruggencate, adviserend tandarts Zilveren Kruis, namens het College Adviserend Tandartsen.
- Prof. dr. A.J. Feilzer, bestuurslid, namens het Ivoren Kruis.
- E. Moonen-Ophof MA, beleidsadviseur, namens de Unie KBO.
- Dr. W.J. Klüter, tandarts-geriatrie, namens Radboudumc.
- Dr. N.H.J. Creugers, hoogleraar restauratieve tandheelkunde, namens Radboudumc.
- Drs. R.H.L. Jetten, adviserend tandarts voor CZ met affiniteit voor kwetsbare ouderen, namens Zorgverzekeraars Nederland.
- Drs. C.F. Ebbelaar, apotheker, op persoonlijke titel.
- Dr. G J. van der Putten, specialist ouderengeneeskunde, op persoonlijke titel.