Richtlijn

Mondzorg voor Jeugdigen preventie en behandeling van cariës (2020)

Blijvende dentitie

Uitgangsvraag 3.2: Preventieve en curatieve behandeling van kinderen met blijvende dentitie

+

Hoe dienen glazuurlaesies in blijvende gebitselementen behandeld te worden?

Uitwerking in PICO
P: Kinderen met blijvende gebitselementen en glazuurlaesies.
I: Fluoridegel of -vernis, en sealants.
C: Geen behandeling of voorlichting.
O: Effectiviteit: cariëslaesiediepte, cariësactiviteit, cariës, mondhygiëne, behoud van gebitselementen, extractie;
Patiënttevredenheid: kwaliteit van leven/angst van het kind voor mondzorgbehandeling, pijn in de mond.
Risico’s: schadelijke effecten, beschadiging van buurelementen.
Kosten: kosten van de behandeling, kosten van uitgespaarde behandeling (preventie).

Aanbevelingen

+
  • Ga na in hoeverre het kind en de ouders/verzorgers zich houden aan het Advies Cariëspreventie, te weten tweemaal daags twee minuten zorgvuldig poetsen met fluoridetandpasta van >1.000 ppm F en maximaal zeven eet- en drinkmomenten per dag. Ouders/verzorgers poetsen de tanden (na) tot kinderen de leeftijd van 10-12 jaar hebben bereikt, maar blijven daarna verantwoordelijk om bij te dragen aan de gezond mondgedrag van het kind.
    • Motiveer het kind en de ouders/verzorgers het Advies Cariëspreventie nauwkeurig te volgen. Gebruik motivatietechnieken zoals beschreven in uitgangsvraag 1.
    • Geef training in effectief poetsen. Let vooral op de juiste techniek bij de doorbrekende molaren.
    • Bespreek drempels voor het opvolgen van het Advies Cariëspreventie met het kind en de ouders/verzorgers en laat het kind en/of ouders/verzorgers doelen en strategieën voor gedragsverandering benoemen.
    • Bepaal in samenspraak met het kind en/of de ouders/verzorgers de doelen en de termijn waarop de gedragsverandering wordt geëvalueerd. Aanbevolen wordt de systematiek van het Deense Nexø project of het Gewoon Gaaf project van het Ivoren Kruis te gebruiken.
    • Complimenteer de ouders/verzorgers en het kind wanneer de doelen zijn bereikt. Spreek nieuwe doelen af.
  • Als bovenstaande adviezen (voorlopig) niet lukken:
    • Besteed extra aandacht aan motiverende gespreksvoering en bestaande drempels om de mondhygiëne te verbeteren.
    • Overweeg om fluoridevernis met een hoge concentratie fluoride (circa 20.000 ppm F) te appliceren op aangetaste vlakken totdat de cariësactiviteit tot stilstand is gebracht.
  • Als het Advies Cariëspreventie ontoereikend is:
    • Ga na of gepoetst wordt met een tandpasta met een voldoende hoge fluorideconcentratie (1.500 ppm F) en adviseer tijdelijk een verhoging van de poetsfrequentie.
    • Overweeg om fluoridevernis met een hoge concentratie fluoride (circa 20.000 ppm F) te appliceren op aangetaste vlakken totdat de cariësactiviteit tot stilstand is gebracht.
  • Complimenteer het kind en ouders/verzorgers als de cariëslaesie inactief is (geworden) (arrested laesie) en kind en/of de ouders/verzorgers zich houden aan het Advies Cariëspreventie. Stimuleer het kind en/of de ouders/verzorgers dit gedrag vol te houden.
  • Bij cariësactiviteit en als thuismaatregelen niet lukken en het tijdelijk regelmatig appliceren van een fluoridevernis op aangetaste vlakken niet succesvol is, kan een sealant overwogen worden voor de fissuren en pitten.

Overweeg doorverwijzing naar een mondzorgverlener met affiniteit voor jeugdigen indien motivatie, instructie en training onvoldoende effect hebben waardoor carieuze laesies zich blijven manifesteren.

In deze module is de behandeling van glazuurlaesies bij kinderen met blijvende elementen beschreven. De behandelopties die in deze module zijn beschreven zijn, naast het Advies Cariëspreventie, fluoridemaatregelen in de vorm van fluoridegel en fluoridevernis en sealants.

Kwaliteit van bewijs

De mogelijke behandelingen die een mondzorgverlener kan toepassen om de cariësactiviteit tot stilstand te brengen aanvullend aan het bewerkstelligen van gedragsverandering zijn het toepassen van fluoridemaatregelen: fluoridegel of fluoridevernis. De systematische analyse van de literatuur toont met redelijke bewijskracht aan dat fluoridegel of -vernis met een hoge concentratie fluoride (circa 20.000 ppm F) en sealants effectief kunnen bijdragen aan het voorkomen van cariës ten opzichte van alleen poetstraining. In deze studies was het niet duidelijk of de fluoridemaatregelen alleen zijn toegepast op de cariëslaesie of op de gehele dentitie. Fluoridevernis is mogelijk meer kosteneffectief dan het aanbrengen van een sealant.

Professioneel perspectief

Een duurzame behandeling voor kinderen met glazuurlaesies in een blijvend element, richt zich op het kind en diens ouders/verzorgers en daarnaast op het element met de cariëslaesie. Opvolgen van het Advies Cariëspreventie, te weten tweemaal daags twee minuten zorgvuldig poetsen met fluoridetandpasta en maximaal zeven eet- en drinkmomenten per dag, kan helpen het cariësproces tot stilstand te brengen. Voor jeugdigen en hun ouders/verzorgers is het belangrijk dat zij geïnformeerd mee kunnen beslissen over preventie en behandeling. Het belang van het kind staat hierin altijd centraal.

Het is belangrijk dat met het kind en de ouders/verzorgers wordt besproken in hoeverre het Advies Cariëspreventie wordt opgevolgd. Als dat onvoldoende gebeurt, is het van belang om samen met het kind en de ouders/verzorgers te bespreken waarom dat niet gebeurt. De mondzorgverlener heeft een actieve rol om samen met de ouders/verzorgers mee te denken over oplossingen hoe gezond mondgedrag ingebouwd kan worden in de dagelijkse routine van het gezin. Geef het kind en/of de ouders/verzorgers training en motiveer het kind en/of de ouders/verzorgers tot een gezonde leefstijl waaronder tandenpoetsen met fluoridetandpasta. Bepaal in samenspraak met het kind en/of de ouders/verzorgers de termijn waarop de gedragsverandering wordt geëvalueerd. De ROC vindt de betrokkenheid van de ouders van belang, zeker voor kinderen tot 10-12 jaar oud. Ouders zijn verantwoordelijk voor de goede zorg voor hun kinderen. Een aspect daarvan is het ondersteunen en bevorderen van de gezondheid van hun kinderen. Zij kunnen in grote mate bijdragen aan een dagelijkse routine waarin tandenpoetsen en het beperken van het aantal eet- en drinkmomenten per dag vanzelfsprekend is.

De occlusale vlakken van eerste molaren zijn vaak de eerste blijvende elementen die door cariës worden aangetast. Gedurende de doorbraakperiode van de eerste molaren hebben deze een infrapositie ten opzichte van het occlusale vlak. Hierdoor zijn de reinigingsmogelijkheden beperkt. De beperkte reinigingsmogelijkheden kunnen een extra risicofactor betekenen. Daarom zijn preventie en behandeling van cariëslaesies van occlusale oppervlakken van groot belang bij kinderen (Carvalho, 2016). Train het kind en de ouders/verzorgers om de occlusale vlakken schoon te houden door dwars op de tandboog te poetsen, zeker gedurende de doorbraakperiode.

Om cariësactiviteit tot stilstand te brengen kan, indien nodig, naast training en motivatie, een tijdelijke fluoridemaatregel genomen worden. De mondzorgverlener kan het kind en/of ouders/verzorgers adviseren om te poetsen met een tandpasta met een hogere fluorideconcentratie (kinder/junior/volwassen tandpasta tot max. 1.500 ppm F). Om het risico op fluorose beperkt te houden, wordt geadviseerd om een halve centimeter tandpasta te gebruiken (zie het Advies Cariëspreventie voor meer informatie over fluoride en poetsfrequentie).

Indien nodig kan de mondzorgverlener aanvullend tijdelijk een fluoridevernis toepassen. Fluoridevernis lijkt effectiever, en het bewijs ervoor is krachtiger, dan voor fluoridegel. Daarnaast is fluoridevernis ook de meest veilige optie. Er wordt minder fluoride gebruikt omdat het lokaal geappliceerd wordt. Ook is het risico op inslikken van de fluoridevernis vele malen kleiner tijdens het appliceren dan bij fluoridegel. Bij de toepassing van fluoridevernis wordt geadviseerd om kwastjes te gebruiken en slechts een dun laagje fluoridevernis op de cariëslaesies aan te brengen om het risico van overgevoeligheid voor colofonium te beperken. De toepassing van de fluoridevernis vindt maximaal 4x per jaar plaats tot de actieve cariëslaesies inactief (arrested) zijn geworden.

Bij cariësactiviteit, en als zelfzorgmaatregelen (voorlopig) niet lukken en het tijdelijk appliceren van een fluoridevernis op aangetaste vlakken niet mogelijk/succesvol is, kan mogelijk een sealant met glasionomeercement geïndiceerd zijn voor de fissuren en pitten. Bij doorbrekende elementen en situaties waarbij controle over het drooghouden van het werkterrein problematisch is, kan glasionomeercementfissuurlak worden gebruikt Advies_Preventie_fissuurcaries.pdf (ivorenkruis.nl) (Ivoren Kruis, 2014).

Waarden en voorkeuren van patiënten

Er is geen onderzoek gedaan naar de patiënttevredenheid over het toepassen van fluoridevernis of fluoridegel. De ervaring van de ROC is dat fluoridevernis als iets prettiger wordt ervaren. Er is waarschijnlijk geen verschil in patiënttevredenheid tussen de toepassing van fluoride sealants of vernis bij kinderen met blijvende elementen. Voor jeugdigen en hun ouders/verzorgers is het belangrijk dat zij geïnformeerd mee kunnen beslissen over preventie en behandeling.

Balans van gunstige en ongunstige effecten

Zowel fluoridegel, fluoridevernis als sealants kennen gunstige effecten; deze opties kunnen een glazuurlaesie mogelijk tot stilstand brengen. Fluoridevernis is mogelijk meer kosteneffectief dan een sealant. Daarnaast wordt fluoridevernis mogelijk als iets prettiger ervaren dan fluoridegel. De gunstige effecten (de cariësactiviteit tot stilstand brengen en het patiëntencomfort) ten opzichte van ongunstige effecten zijn voor fluoridevernis iets positiever dan voor fluoridegel of een sealant. Een sealant wordt enkel geadviseerd als andere behandelopties, het kind motiveren tot het volgen van het Advies Cariëspreventie en het tijdelijk appliceren van fluoridevernis, onvoldoende effect hebben.

Aanvaardbaarheid en haalbaarheid

Als de mondzorgverlener onvoldoende resultaat boekt of verwacht te kunnen boeken met motivatie, training en instrueren, kan overwogen worden het kind door te verwijzen naar een mondzorgverlener die affiniteit heeft met kinderen. Dit is in het bijzonder van belang bij het moeten motiveren van het kind en/of de ouders/verzorgers. Zorgverleners van de Jeugdgezondheidszorg hebben veel ervaring met motiverende gespreksvoering. Een verwijzing naar Jeugdgezondheidszorg kan ook worden overwogen (zie uitgangsvraag 4).

Vanuit het oogpunt van doelmatigheid adviseert de ROC professionele fluoridemaatregelen alleen te nemen als er sprake is van cariësactiviteit en enkel op de locaties waar de cariësactiviteit zich bevindt.

Rationale voor de aanbeveling

Gezien de voordelen in effectiviteit wordt het appliceren van een fluoridevernis met een hoge concentratie fluoride (circa 20.000 ppm F) op aangetaste vlakken aangeraden totdat cariësactiviteit tot stilstand is gebracht. Het patiëntcomfort, de toepasbaarheid en beperkte gezondheidsrisico’s spelen bij deze afweging mede een rol. Het belangrijkste is echter het kind en/of de ouders/verzorgers te instrueren en/of te motiveren het Advies Cariëspreventie te volgen.

Onderbouwing • 3.1 Fluoridegel bij kinderen met blijvende elementen

+

Literatuursearch en -selectie

De selectiecriteria zijn toegepast op de referenties verkregen uit de zoekactie. In eerste instantie zijn de titel en abstract van de referenties beoordeeld. Hiervan werden 122 referenties geïncludeerd voor de beoordeling op basis van het volledige artikel. Na de beoordeling van de volledige artikelen is een studie, een systematische review, definitief geïncludeerd voor de literatuuranalyse (Marinho, 2015). Een tabel met karakteristieken van deze onderzoeken is opgenomen in Bijlage 3. Vervolgens is het wetenschappelijke bewijs geanalyseerd. GRADE Evidence profiles hiervan zijn weergegeven in Bijlage 4.

Beschrijving van de studies

Er is één systematische review (Marinho, 2015) geïncludeerd. De systematische review is een Cochrane review, voor het laatste geüpdatet op 5 november 2014. De review beschrijf de resultaten van 28 studies (RCT’s) (Abadia, 1978; Bijella, 1981; Bryan, 1970; Cobb, 1980; Cons, 1970; DePaola, 1980; Englander, 1967; Englander, 1971; Englander, 1978; Gisselsson, 1999; Hagan, 1985; Heifetz, 1970; Horowitz, 1971; Horowitz, 1974; Ingraham, 1970; Jiang, 2005; Mainwaring, 1978; Marthaler, 1970; Marthaler, 1970a; Mestrinho, 1983; Olivier 1992; Ran, 1991; Shern, 1976; Szwejda, 1972; Treide, 1988; Trubman, 1973; Truin, 2005; Van, Rijkom, 2004). Deze RCT’s zijn gepubliceerd tussen 1967 een 2005 en zijn uitgevoerd in Brazilië (3x), Verenigde Staten van America (13), Sweden, Hawaii, China, Groot-Brittannië, Zwitserland (2x) Canada, Venezuela, Duitsland, Nederland (2x) Israël.

De studies zijn uitgevoerd bij kinderen tussen 2 en 15 jaar oud. Het aantal aangedane tandoppervlakken op baseline liep uiteen van gemiddeld 0,68 DMFS (kinderen geïncludeerd van 6-7 jaar) tot 12,2 (kinderen geïncludeerd van 11-12 jaar).

Tien studies onderzochten specifiek het effect van fluoridegel op blijvende gebitselementen bij kinderen (Bijella, 1981; Bryan, 1970; Cons, 1970; Englander, 1967 Heifetz, 1970; Horowitz, 1971; Ingraham, 1970; Mestrinho, 1983; Szwejda, 1972; Trubman, 1973). De overige studies onderzochten de effectiviteit van fluoridegel bij kinderen met een wisselgebit. In die studies werden melk en blijvende gebitselementen onderzocht. Om de effectiviteit van de behandeling te bepalen wordt alleen gekeken naar studies die enkel blijvende gebitselementen analyseerde. Tien studies is echter te weinig om alle gewenste analysetechnieken toe te passen, bijvoorbeeld om het effect op te splitsen afhankelijk van het aantal cariëslaesies bij de start van de studie. Voor specifieke analyses is daarom wel naar data van alle studies gekeken.

Risico op bias

De review is van zeer hoge kwaliteit. De opzet en uitvoering van de review zorgen voor een laag risico op bias. De studies in de review waren over het algemeen van lage kwaliteit. De methode voor randomisatie, de blindering van de toewijzing en blindering van patiënten en zorgverleners was in veel studies onvoldoende of niet beschreven. De studie van Ran, 1991, had onjuiste formules gebruikt om de variantie rondom het gemiddelde te berekenen. De resultaten van Ran, 1991 zijn om die reden niet meegenomen in de analyses. De meest recente studies van Truin, 2005 en Van Rijkom, 2004 waren beter uitgevoerd, met een betrouwbare randomisatie en blindering.

Beschrijving van de resultaten

Effectiviteit
Tien studies analyseerden het effect van fluoridegel op D(M)FT PF (Bijella, 1981; Bryan, 1970; Cons, 1970; Englander, 1967 Heifetz, 1970; Horowitz, 1971; Ingraham, 1970; Mestrinho, 1983; Szwejda, 1972; Trubman, 1973). Een meta-analyse van deze studies liet zien dat als de controlegroep ook fluoridegel had gekregen, 33% (95% BI van 19 tot 46%) van de cariëslaesies voorkomen had kunnen worden. Deze meta-analyse werd gebaseerd op ernstig heterogene data (I2 =91%). In een subgroepanalyse waarin alleen studies werden geanalyseerd waarvan de controlegroep een placebobehandeling kreeg, was de heterogeniteit vrijwel verdwenen (I2 =6%). Deze subgroepanalyse liet zien dat als de controlegroep ook fluoridegel had gekregen in plaats van een placebo, dat 18% (95% BI 9 tot 27%) van de cariëslaesies voorkomen had kunnen worden.

In een subgroepanalyse waarin alleen studies werden geanalyseerd waarvan de controlegroep geen behandeling kreeg, bleef de heterogeniteit ernstig hoog (I2 = 90%). Deze subgroepanalyse liet zien dat als de controlegroep ook fluoridegel had gekregen in plaats van een placebo, dat 43% (95% BI 29 tot 57%) van de cariëslaesies voorkomen had kunnen worden.

Het verband tussen toepassing van fluoridegel en de fractie cariëslaesies die voorkomen had kunnen worden in de controlegroep was, ongeacht het cariësrisico bij aanvang van de studie, aanwezig en constant (helling van de lijn = 1,15% (95% BI -0,97% tot 26%). Dat betekent dat onafhankelijk van het ongeacht het cariësrisico bij aanvang van de studie, fluoridegel in dezelfde mate kan helpen cariëslaesies te voorkomen.

Patiënttevredenheid
Deze uitkomstmaat is niet onderzocht.

Risico’s
Drie studies onderzochten risico’s van de toepassing van fluoridegel (Gisselsson, 1999; Hagan, 1985; Mestrinho, 1983). Gisselsson et al. benoemden dat het verschijnen van verkleuringen zou worden onderzocht, maar rapporteerden geen data over de uitkomst. Twee studies rapporteerden uitkomsten over vergiftiging (misselijkheid en overgeven) (Hagan, 1985; Mestrinho, 1983). Een meta-analyse van deze studies toonde een risicoverschil van 0,01 (95% BI -0,01 tot 0,02). Het verschil is dus marginaal.

Kosten
Deze uitkomstmaat is niet onderzocht.

Bewijskracht van de literatuur
De bewijskracht van de literatuuranalyse is per uitkomstmaat bepaald volgens de GRADE-methodiek. Het bewijs is afkomstig uit RCT’s, de bewijskracht begint zodoende als hoog. Hieronder staat per uitkomstmaat beschreven wat de bewijskracht is en waarom de bewijskracht eventueel is afgewaardeerd.

Effectiviteit is gemeten in tien studies die na subgroepanalyse een eenduidig beeld lieten zien. De studies hebben alle beperkingen in de onderzoekopzet. Daarom is de bewijskracht met een niveau verlaagd naar redelijk.

Patiënttevredenheid is niet onderzocht.

Risico’s zijn slechts in drie van de 28 studies onderzocht. De studies hebben alle beperkingen in de onderzoekopzet. Daarom is de bewijskracht met een niveau verlaagd. Daarna is de bewijskracht met twee niveaus verlaagd voor onnauwkeurigheid. Er is te weinig bewijs is om een conclusie te kunnen trekken. De bewijskracht kwam uit op zeer laag.

Kosten zijn niet onderzocht.

Conclusie • 3.1 Fluoridegel bij kinderen met blijvende elementen

+
Redelijk Een behandeling met fluoridegel bij kinderen met blijvende gebitselementen resulteert waarschijnlijk in een substantiële bijdrage aan het voorkomen van cariëslaesies ten opzichte van geen of een placebobehandeling bij blijvende gebitselementen of oppervlakken.

Marinho, 2015

 

Er is geen studie gevonden waarin patiënttevredenheid over de toepassing van fluoridegel ten opzichte van geen of een placebobehandeling is onderzocht.

 

Zeer laag De risico’s van een behandeling met fluoridegel op misselijkheid en overgeven bij kinderen met blijvende gebitselementen zouden marginaal zijn.

Marinho, 2015

 

Er is geen studie gevonden waarin de kosten(effectiviteit) van de toepassing van fluoridegel ten opzichte van geen of een placebobehandeling is onderzocht.

Onderbouwing • 3.2 Sealants versus fluoridevernis met kinderen met blijvende elementen

+

Literatuursearch en -selectie

De selectiecriteria zijn toegepast op de referenties verkregen uit de zoekactie. In eerste instantie zijn de titel en abstract van de referenties beoordeeld. Hiervan werden 122 referenties geïncludeerd voor de beoordeling op basis van het volledige artikel. Na de beoordeling van de volledige artikelen zijn vier studies definitief geïncludeerd voor de literatuuranalyse (Ahovuo-Saloranta, 2016; Kalnina, 2016; Chestnutt, 2017; Muller-Bolla, 2018). Een tabel met karakteristieken van deze onderzoeken is opgenomen in Bijlage 3. Vervolgens is het wetenschappelijke bewijs geanalyseerd en in het vervolg van deze paragraaf beschreven. GRADE Evidence profiles hiervan zijn weergegeven in Bijlage 4.

Beschrijving van de studies

Er zijn vier studies geïncludeerd, een systematische review (Ahovuo-Saloranta, 2016) en drie RCT’s (Muller-Bolla, 2018; Chestnutt, 2017; Kalnina, 2016). De systematische review is een Cochrane review, voor het laatst geüpdatet op 18 december 2015. De review beschrijft de resultaten van acht studies (RCT’s) (Bravo, 2005; Florio, 2001; Ji, 2007; Liu, 2012; Raadal, 1984; Salem, 2014; Splieth, 2001; Tagliaferro, 2011).

De studies zijn uitgevoerd bij kinderen tussen 5 en 15 jaar oud. Gegevens over aanwezigheid van cariëslaesies op baseline werden verschillend gepresenteerd. De studies van Chestnutt en Muller-Bolla hebben kinderen geïncludeerd die bij aanvang van de studie, vergevorderde cariëslaesies hadden.

De interventies waren verschillend 1) kunstharsfissuurlak versus fluoridevernis; 2) glasionomeercementfissuurlak versus fluoridevernis; 3) kunstharsfissuurlak gecombineerd met fluoridevernis versus fluoridevernis; 4) kunstharsfissuurlak versus geen behandeling.

Risico op bias

De systematische review van Ahovuo-Saloranta is van zeer hoge kwaliteit. De opzet en uitvoering van de review zorgen voor een laag risico op bias. De studies in de review waren over het algemeen van redelijke kwaliteit, met uitzondering van één studie (Bravo, 2005) waarbij de randomisatie en de blindering van de toewijzing een hoog risico op bias gaven. De aanvullende RCT’s (Muller-Bolla, 2018; Chestnutt, 2017 en Kalnina, 2016) zijn verschillend in opzet en beschrijving. Kalnina et al. beschreven de onderzoeksopzet zeer beperkt, waardoor het onduidelijk is of de onderzoeksopzet mogelijk bias heeft veroorzaakt. Daarentegen was de studie van Chestnutt zeer valide opgezet en heeft een laag risico op bias. Muller-Bolla, 2018 had een degelijke opzet maar beschreef niet of de toewijzing van de behandeling geblindeerd was. Een uitvoerige multivariate analyse zorgt voor een laag risico op bias.

Beschrijving van de resultaten

Kunstharsfissuurlak versus fluoridevernis

Effectiviteit
Drie studies uit de review en de twee aanvullende studies vergeleken kunstharsfissuurlak met fluoridevernis bij kinderen met glazuurlaesies (Raadal, 1984; Liu, 2012; Bravo, 2005; Chestnutt, 2017 en Kalnina, 2016). De studies rapporteerden de uitkomsten na verschillende vervolgperiodes; na een, twee, vier en negen jaar en met verschillende analysetechnieken. Alleen de resultaten van Raadal, 1984 en Liu, 2012 konden gecombineerd worden voor de uitkomst na twee jaar. Voor de resterende meetmomenten waren data van een studie beschikbaar.

Kalnina et al. includeerden 44 kinderen vanaf 10 jaar oud, met tenminste een gezonde premolaar. Zij onderzochten een kunstharsfissuurlak die fluoride af geeft ten opzichte van fluoridevernis. De DMFT was na 12 maanden hoger in de kunstharsfissuurlakgroep (gemiddeld 2,59; IQR: 0-13,0) dan in de fluoridevernisgroep: (gemiddeld 1,19; IQR 0-5,0). Er zijn onvoldoende gegevens om het verschil statistisch te kunnen toetsen.

Raadal et al. en Liu et al. onderzochten het aantal cariëslaesies na 24 maanden. Een meta-analyse van de resultaten toont een statistisch significant voordeel van kunstharsfissuurlak gezien ten opzichte van fluoridevernis. Na twee jaar was de odds ratio 0,69 (95% BI 0,50 tot 0,94).

Chestnutt et al. includeerden 1015 kinderen waarvan >66% tenminste een vergevorderde cariëslaesie hadden (ICDAS 4-6). De studie vergeleek kunstharsfissuurlak met fluoridevernis. Zij vonden na 36 maanden een verschil in het voordeel voor de fluoridevernisgroep (OR=0,84; 95% BI 0,59 tot 1,21) ten opzichte van kunstharsfissuurlak, maar dit voordeel was niet statistisch significant verschillend.

Bravo et al. onderzochten het aantal kinderen met nieuwe cariëslaesies sinds de start van de studie. De studie vergeleek kunstharsfissuurlak met fluoridevernis. Zij vonden een statistisch significant voordeel (RR=0,48; 95% BI 0,29 tot 0,79).

Patiënttevredenheid
Chestnutt et al. onderzochten de kwaliteit van leven ten aanzien van de mond (Oral Health related Quality of Life) met een vragenlijst genaamd Child Health Utility 9D (CHU-9D). Er werd geen verschil gevonden na 1, 2 of drie jaar op deze uitkomst tussen de behandelgroepen.

Risico’s
Drie studies uit de review van Ahovuo-Saloranta 2016 (Bravo 2005; Liu 2012; Tagliaferro 2011), en twee aanvullende studies (Chestnutt, 2017; Muller-Bolla, 2018) onderzochten risico’s van de behandelopties. Geen van deze studies vond negatieve consequenties van de kunstharsfissuurlak of fluoridevernis.

Chestnutt et al. onderzochten ook ongemak en/of angst bij kinderen gedurende de behandeling: 97 van de 468 kinderen (20,7%) die kunstharsfissuurlaks kregen en 40 van de 464 kinderen (8,6%) in de fluoridevernisgroep toonden tekenen van ongemak en/of angst (overgeven, kokhalzen, huilen, extensieve arm- of beenbewegingen, en andere tekenen van ongemak).

Kosten
De kosteneffectiviteit werd onderzocht in de studie van Chestnutt (2017). Zij vonden dat in Engeland de toepassing van fluoridevernis per kind £68,13 goedkoper was (95% BI £5,63 tot £130,63; p = 0,033) ten opzichte van kunstharsfissuurlaks.

Bewijskracht van de literatuur
De bewijskracht van de literatuuranalyse is per uitkomstmaat bepaald volgens de GRADE-methodiek. Het bewijs is afkomstig uit RCT’s, de bewijskracht begint zodoende als hoog. Hieronder staat per uitkomstmaat beschreven wat de bewijskracht is en waarom de bewijskracht eventueel is afgewaardeerd.

Effectiviteit is gemeten in zes studies die geen eenduidig beeld lieten zien (inconsistentie). Op basis van deze gegevens is het niet duidelijk te zeggen welke behandeling het meest effectief is om te verminderen. Daarom is de bewijskracht met twee niveaus verlaagd. In de review was de bewijskracht twee niveaus verlaagd vanwege twijfel over de toepasbaarheid in de huidige populatie.

Patiënttevredenheid is in een valide studie met voldoende power onderzocht. Echter kon er geen verschil in patiënttevredenheid worden aangetoond. De bewijskracht is daarom een niveau verlaagd vanwege onnauwkeurigheid.

Risico’s zijn gemeten in vier studies waarbij geen grote risico’s zijn gerapporteerd. Echter, er zijn weinig gegevens om kwantitatieve analyses (onnauwkeurigheid) te kunnen doen en het lijkt ook niet systematische te zijn gemeten (publicatiebias). Daarom wordt de bewijskracht met twee niveaus verlaagd voor het risico op selectief rapporteren.

Kosten zijn onderzocht in een valide studie met voldoende power. Echter we kunnen er niet zondermeer van uitgaan dat de gegevens afkomstig uit Engeland zonder meer overeenkomen met de Nederlandse situatie. Daarom is de bewijskracht met een niveau verlaagd.

Kunstharsfissuurlak met fluoridevernis versus fluoridevernis

Effectiviteit
Splieth et al. onderzochten 98 kinderen tussen 5 en 8 jaar oud bij wie de eerste blijvende molaar gaaf was. Zij onderzochten 24 maanden na de behandeling of er cariëslaesies waren ontstaan op de molaar. Zij vonden een statistisch significant voordeel voor de combinatiebehandeling (OR=0,30; 95% BI 0,17 tot 0,55).

Overige uitkomsten
De studie onderzocht geen uitkomstmaten op gebied van patiënttevredenheid, risico’s van de behandeling of kosten.

Bewijskracht van de literatuur
De bewijskracht van de literatuuranalyse is per uitkomstmaat bepaald volgens de GRADE-methodiek. Het bewijs is afkomstig uit RCT’s, de bewijskracht begint zodoende als hoog. De onderzoeksopzet was valide. De interventies zijn toegepast bij gave molaren. Het is mogelijk dat deze groep door goede mondhygiënemaatregelen een laagcariësrisico heeft. Een sealant of fluoridevernis zou dan niet geïndiceerd zijn zonder specifieke rede. De bewijskracht is zodoende met een niveau verlaagd voor indirectheid. Ook is de bewijskracht verlaagd voor onnauwkeurigheid, gezien het kleine aantal incidenten.

Glasionomeercementfissuurlak versus fluoridevernis

Effectiviteit
Florio et al. onderzochten 34 kinderen van 6 jaar oud met glazuurlaesies op de eerste blijvende molaar. De kinderen werden verdeeld in drie groepen: 1) glasionomeercementfissuurlak; 2) fluoridevernis; en 3) geen behandeling. Na 12 maanden werd onderzocht of de cariësactiviteit van de glazuurlaesies tot stilstand was gebracht (arrested), of dat er sprake was van progressie in het dentine. In de groep die glasionomeercementfissuurlak kreeg was er bij geen van de tien kinderen sprake van progressie. In de groep die fluoridevernis kreeg was er bij twee van de elf kinderen sprake van progressie. Het verschil was niet statistisch significant. (RR= 0,18; 95% BI 0,01 tot 4,27).

Overige uitkomsten
De studie onderzocht geen uitkomstmaten op gebied van patiënttevredenheid, risico’s van de behandeling of kosten.

Bewijskracht van de literatuur
De uitkomstmaat effectiviteit is beoordeeld met GRADE. Het bewijs is afkomstig uit RCT’s, de bewijskracht begint zodoende als hoog. Er waren beperkingen in de onderzoeksopzet (onduidelijke blindering van de toewijzing van de behandeling en geen blindering van de onderzoeker die de uitkomsten registreerde). Ook is de bewijskracht met twee niveaus verlaagd voor onnauwkeurigheid, gezien het zeer kleine aantal incidenten.

Kunstharsfissuurlak versus geen behandeling

Effectiviteit
Muller-Bolla et al. includeerden 600 kinderen die tenminste één element hadden met een vergevorderde cariëslaesie. In de studie werd kunstharsfissuurlak vergeleken met mondzorg zonder specifieke interventie. De kunstharsfissuurlak werd toegepast bij een element met een oppervlakkige cariëslaesie. De studie vond na 12 maanden een statistisch significant voordeel voor de kunstharsfissuurlak (HR=0,18; p-waarde <0,0001). Kinderen in de kunstharsfissuurlakgroep hadden een lager risico op vergevorderde cariës dan elementen zonder specifieke behandeling. Een multivariate regressie waarin ook het cariësrisico is meegewogen liet zien dan het beschermend effect groter is voor hoog-risicogroepen.

Overige uitkomsten
De studie onderzocht geen uitkomstmaten over patiënttevredenheid, risico’s van de behandeling of kosten.

Bewijskracht van de literatuur
De uitkomstmaat effectiviteit is beoordeeld met GRADE. Het bewijs is afkomstig uit RCT’s, de bewijskracht begint zodoende als hoog. De bewijskracht is met een niveau verlaagd omdat er geen optimaal aantal studiedeelnemers was.

Conclusie • 3.2 Sealants versus fluoridevernis met kinderen met blijvende elementen

+

Kunstharsfissuurlak versus fluoridevernis

Laag Kunstharsfissuurlak en fluoridevernis zouden even effectief kunnen zijn in het stoppen van cariësactiviteit in blijvende gebitselementen bij kinderen.

Ahovuo-Saloranta, 2016 (Raadal, 1984; Liu, 2012; Bravo, 2005); Chestnutt, 2017 en Kalnina, 2016

 

Redelijk Er is waarschijnlijk geen verschil in patiënttevredenheid tussen de toepassing van kunstharsfissuurlak of fluoridevernis bij kinderen met blijvende gebitselementen.

Chestnutt, 2017

 

Laag De risico’s van een behandeling met kunstharsfissuurlaks of fluoridevernis zouden gelijk kunnen zijn bij kinderen met blijvende gebitselementen.

Ahovuo-Saloranta, 2016 (Bravo 2005; Liu 2012; Tagliaferro 2011); Chestnutt, 2017; Muller-Bolla, 2018

 

Redelijk Fluoridevernis is waarschijnlijk meer kosteneffectief dan kunstharsfissuurlak bij kinderen met blijvende gebitselementen.

Chestnutt, 2017

 

Kunstharsfissuurlak met fluoridevernis versus fluoridevernis

Laag Een behandeling met kunstharsfissuurlak met fluoridevernis is effectiever in het voorkomen van cariëslaesies dan alleen fluoridevernis bij kinderen met blijvende gebitselementen.

Splieth, 2011

 

Er is geen studie gevonden waarin patiënttevredenheid, risico’s of kosten van de toepassing van kunstharsfissuurlak met fluoridevernis ten opzichte van fluoridevernis is onderzocht.

 

Glasionomeercementfissuurlak versus fluoridevernis

Zeer laag Het is onduidelijk wat het verschil is in effectiviteit tussen glasionomeercementfissuurlak ten opzichte van fluoridevernis bij kinderen met blijvende gebitselementen.

Florio, 2001

 

Er is geen studie gevonden waarin patiënttevredenheid, risico’s of kosten van de toepassing van glasionomeercementfissuurlak ten opzichte fluoridevernis is onderzocht.

 

Kunstharsfissuurlak versus geen behandeling

Redelijk Een behandeling met kunstharsfissuurlak is effectiever in het voorkomen van cariëslaesies dan wanneer geen behandeling wordt toegepast bij kinderen met blijvende gebitselementen.

Muller-Bolla, 2018

 

Er is geen studie gevonden waarin patiënttevredenheid, risico’s of kosten van de toepassing van kunstharsfissuurlak ten opzichte van geen behandeling is onderzocht.